“Minutieus in de gaten gehouden vanaf zijn negentiende. De inmiddels 66-jarige Roel van Duijn – ex-Provo, ex-Kabouter, ex-politicus en tegenwoordig liefdesverdrietconsulent– kwam er vorige week achter. Hij kreeg, op eigen verzoek, een pakket van de inlichtingendienst AIVD (voorheen Binnenlandse Veiligheidsdienst). Het bevatte zijn BVD-dossier van 1962 tot 1982. Maar niet het complete dossier, slechts een deel.” Is in de dagblad Trouw van 28 juli 2009 te lezen onder de krantenkop: “DE BVD LUISTERDE ECHT MEE.”
Van Duijn zegt geschokt te zijn, iets wat mij verbaast van iemand die toch op zijn minst de biografieën van Bakunin, Kropotkin en Domela Nieuwenhuis kent. Iedere politieke activist – al was het maar uit misplaatste ijdelheid – weet of waant zich onder oor en oog van Big Brother. Zo weet ik mij nog te herinneren dat in het begin van de zeventiger jaren de telefoon in het Amsterdamse pand Keizersstraat 2A waar de Aktiegroep Nieuwmarkt en de voortzetting van de Provodrukkerij zetelden, ondanks niet betalen van de PTT rekening, niet afgesloten werd omdat de overheid die nuttige bron van informatie toch niet graag wilde missen…
Inlichtingendiensten waren en zijn altijd aanwezige spelers op het veld van de geschiedenis. Iedereen die macht neemt of toebedeeld krijgt wil de andere spelers op het veld en hun plannen kennen. Onderzoek en observatie zijn daartoe geeigende middelen. Passief door documentatie van publieke bronnen en administratieve gegevens (die enkel formeel privé blijken te zijn). Actief door aanwezig te zijn bij gebeurtenissen, waarbij al gauw de taakgrenzen tussen observant, infiltrant, participant en provocateur vervagen. Wat van Duijn aanmerkt als ‘abberatie’, is de reguliere staatspraktijk en die begreep en begrijpt niets van de ‘openbare samenzweringen’ van sociale bewegingen als Provo en Kabouter.
- Links een huiskamerbijeenkomst van Provo met Rens van Halem (achternaam kan ik me in vergissen, hij was actief in Zaandam bij de ‘Barst’ groep), Rob Stolk, Peter Bronkhorst (nog keurig met das althans volgens Luud Schinnelpennink is het Bronkhorst), Janhuib Blans en Luud Schimmelpennink. Het huis is mogelijk in de Jordaan, Karthuizerstraat 14. Rechts de provokelder aan de OZ Achterburgwal 119 (huis van Peter Schat en Marina Schapers) met herkenbaar in beeld Tom Bouwman en Koosje Koster. (de rechtse foto is van Cor Jaring die tot hoffotograaf van de Provobeweging uitgroeide).
Click picture for full size view + is extra big view.
Anders dan de praktijk van politieke partijen, van binnenkamer-overleg tot een min of meer geheim stelsel van partijcellen, was de provobeweging een niet geformaliseerde groep met wisselende deelnemers rond een kern van activisten met een wild-clubhuis als verzamelpunt (provokeldertjes en later de provoboot). Ook al werd er – zoals bij al het menselijk contact – soms iets ‘en-petit comité’ in café, huiskamer of bed besproken, binnen de kortst mogelijke keren was het toch bekend omdat iemand zijn mond voorbijpraatte en ook niemand zich echt gebonden voelde aan geheimhouding in naam van deze of gene ‘partij’ of ‘grootse idealen’. ‘Openbare samenzweringen’ dat was het kenmerkende van deze bewegingen, daar lag hun kracht, die daardoor ook een onbedoeld democratisch karakter had (hoe anders gesteld was het me de trotskistische, maoistische en andere marxistisch-leninistische groepjes in Nederland in die jaren, daar kon echt ouderwets geinfiltreerd worden door de BVD). Weinigen namen de moeite om interne tegenstellingen – die zijn er altijd – binnenskamers te houden en een blije wanorde en rommeligheid maakte dat niet alles wat onderling werd afgesproken ook volgens plan uitgevoerd werd. Dat laatste tot wanhoop van de rijksinfiltrant die bij weer een foute melding zijn bedrijfswaarde aangetast zag.
‘Openbare samenzwering’ moet natuurlijk niet geheel letterlijk genomen worden, zo werd de identiteit van de schrijver van wat toen ‘De Subversieve Brief’ genoemd werd niet onthuld. In deze brief gepubliceerd in het tijdschrift Provo – voor wie de archieven kent het is eigenlijk een briefkaart – wordt de vernielzuchtige stedebouwpraktijk in de Amsterdmase binnenstad aan de kaak gesteld en onder meer opgeroepen de IJtunnel (toen in aanbouw) op te blazen. Ook waren er contacten met de Spaanse anti-Franco groep ‘Primo Magio’, een groepering die heden ten dage als potentieel terroristisch aangemerkt zou worden en bezochten enkele Amsterdamse provo’s de burelen van de Italiaanse uitgever Feltrinelli, die een paar jaar later op mysterieuse wijze omkwam (of liever dood gevonden werd) bij een electriciteitsmast even buiten Milaan die hij naar verluid zou hebben willen opblazen met springstof. Ik vraag mij af of deze gegevens ook in de BVD dossiers met betrekking tot deelnemers aan de provobeweging te vinden zijn.
Het eerste nummer van het tijdschrift Provo (als ik het me goed herinner kan ook het tweede zijn) had bij een artikel over bevrijdend geweld een ingeplakt kinderpistool-klappertje en daarmee werd de geweldadige geaardheid van de beweging effectief gesymboliseerd. Er is nog wel een klein hoekje uit het standbeeld van Generaal Van Heutz (de koloniale slager van Atjeh) afgeblazen met een huisgemaakt projectiel, een jongensachtige vuurwerkgrap, niet enkel om de knal, maar met een politieke lading. En dan waren er de rookbommen bij het koniklijk huwelijk van Beatrix en Claus en ja, dat hadden net zo goed echte bommen kunnen zijn en nee het was er de tijd niet naar… Toch eens nakijken of deze foto (rook)bommakers in Hollandse stijl voor of na het huwelijk gemaakt en gepubliceerd zijn. De onderstaande beelden waren al snel publiek toegankelijk en bewijzen hoe weinig samenzweerderig het protest uit die jaren was en hoe futiel al de moeite van inlichtingendiensten als de BVD. Als er al een doel was bij Provo dan was het ‘de spelende mens’ Homo Ludens en in dan in de zin van Huizinga’s oorspronkelijke studie uit 1938 (*), spel als doel in zichzelf, een handeling waarbij doel en middel niet geschiden kunnen worden: “Het kind en het dier spelen, omdat zij er lust in hebben, en daarin ligt hun vrijheid.”
- Peter Bronkhorst en Rob Stolk bij het maken van rookbommen ter opluistering van huwelijk van Betarix en Claus gefotografeerd door Cor Jaring. Midden de rookbommen en de koniklijke koets in de Raadhuisstraat (fotograaf onbekend volgens mijn archiefbron). Rechts het echtpaar Jaap en Lia Zander dat de wereldbekende foto van koets met rookbom mogelijk maakte gefotografeerd door
Koen Wessing. Zij gingen er twee weken voor de cel in na twee jaar procederen. De rookbom die zij gooiden was de meest effectieve die midden in de stoet belandde. Deze daad wordt meestal aan kernfiguren van provo toegeschreven, met name aan Peter Bronkhorst. Het Historisch Dagblad heeft een aardig stukje hierover op het Internet staan. (**)
Click picture for full size view + is extra big view
Het karakter van de Kabouterbeweging en Oranje Vrijstaat is niet geheel aan dat van de provobeweging gelijk te stellen, maar daarover bij een andere gelegenheid.
(*) Enkele citaten uit Huizinga’s boek zijn te vinden op mijn web pagina over situationisten, avontuur, spel en verveling.
(**) Historisch Dagblad “Rookbom kwam niet van Provo” door Sandra Evers en Janno Lanjouw.
Reactie via email:
Hee Tjebbe,
Helemaal met je eens tot aan de laatste zin. Ik ben bang dat de situ ‘n
stuk erger is dan je denkt. De ‘staatsorganen’ begrijpen volgens mij, zij
het op hun (perverse) manier, maar al te goed hoe ‘openbare
samenzweringen’ a la Provo werken, nl. als mogelijke, en geloofwaardige,
alternatieven voor de (hun) bestaande orde. Dat laatste is de ‘klassieke’
(politieke) oppositie tegen hun namelijk niet.
Ze hoeven hiervoor ook geen moeite te doen: het zit in hun genen als het
ware. De reactie (surveilleren, intimideren, en eventueel elimineren) gaat
dan ook geheel vanzelf, ‘by default’. Om uitleg gevraagd kunnen ze
derhalve nauwelijks coherent antwoorden – en ze antwoorden daarom meestal
niet. Maar ze gaan wel door. Immers, zoals men bij Micr$oft zegt, “it’s
not a bug, it’s a feature!”.
Tarnac (“de 9 van -“), volg je ‘t een beetje? Julien Coupat is nu ‘vrij’,
onder Suid-Afrikaanse-achtige “banning orders”. De bevolking van Tarnac
wordt nog dagelijks door de politie geintimideerd, waarbij ze
toegefluisterd wordt: “u breekt met die anarcho’s, en wijn laten u met
rust”…
Cheers vanuit Groningen,
patriizo en Diiiinooos!
Reactie ontvangen per email van Frans Panholzer:
In 1967 werd ik er al op straat voor gewaarschuwd op te passen voor Dikke Willem (de Weerdt) en voor Dolf. Dikke Willem, altijd in een zwart leren jack, zou een politiespion zijn, Dolf met zijn onafscheidelijke Leiccaflex, zou voor een inlichtingendienst werken. Dolf was vooral bij acties etc. van de groep die vanuit het Vondelpark acties voerde. Kortom, bij de wat ongeregelde groepen. Ik zag hem weer in 1970 op de volksvergaderingen van de Oranje Vrijstaat. Steevast in gezelschap van Melvin Visser.
Kortom, de mensen die geregeld bij demonstraties waren wisten van de vermoedens tegen Willem. Alleen Van Duyn blijkbaar niet. Maar die was ook niet echt streetwise. Bij acties zag je Van Duyn niet zo vaak en als hij er was dan stond de aktie ook in de krant. Evenals jij blijf ik het een wat simpele reactie vinden van Roel. Ik heb zelf maar geen stukken opgevraagd bij de BVD. Stel je voor dat ik niet in hun bestanden voorkom – dan heb ik me 42 jaar voor Jan Doedel uitgesloofd.
‘Peter Bronkhorst (nog keurig met das althans volgens Luud Schinnelpennink is het Bronkhorst)’
Dit is niet Peter Bronkhorst maar een nozempje dat er ook vaak bij was. Ik ken hem van gezicht, maar niet van naam.
Overigens: onlangs heb ik ook maar eens mijn BVD-dossier opgevraagd, bij de AIVD dus. Na maanden wachten kreeg ik na betaling van €40,25 een pak papier toegestuurd, 115 kopieën. Het is een aardige selectie van mijn politieke activiteiten. Een kopie ervan ligt bij het IISG.
Het meest verbaasde me het feit dat mijn aanmelding als lid van de PSP in januari 1961, als 15-jarige scholier, meteen bij de BVD bekend was. De enigen die dit konden weten waren mijn ouders, die aardige mevrouw Van Hinte-Prins die toen afdelingssecretaris PSP-afdeling Utrecht was, en de man die op het partijbureau van de PSP, Bloemgracht 55, werkte; ik ben zijn naam vergeten. Werkte die misschien voor de BVD? Of werd alle post naar de Bloemgracht 55 bekeken?
Na het plakken van affiches tegen de dreigende oorlog in Nieuw-Guinea, mei 1962, kreeg ik een persoonsdossier: pd 101363.
Overigens ben ik het met je eens: het kan alleen maar gespeelde verontwaardiging zijn van Roel.
Tenslotte nog een vraag aan wie dit leest: wie weet waar Tom Bouwman woont of kent zijn telefoonnummer of e-mail adres?
Rens van Halem = Rens Adelaar
Zelf heb ik een andere kijk op deze zaken. Ten eerste: met provo heb ik nooit iets van doen gehad, ik was toen letterlijk en figuurlijk te klein. Met Kabouter kwam ik in april 1970 in contact. Willem de Weerd en Dolf Wieting ken ik persoonlijk, net als Roel van Duijn, Andre Schmidt, Connie Bos, Peter Hakkenberg van Gaaster, Kees Wesstrate, Jos Ijland, Frans van Bommel, Henk van der Kleij, Melvin Visser en Hein Bijnen. Dat Willem en Dolf politiespionnen waren wist ik niet zeker, maar het maakte toen niets uit. We gingen ervan uit dat ons gedachtengoed besmettelijk was en dat onze tegenstanders, als ze ons beter leerden kennen, vanzelf ons gedachtengoed zouden overnemen. Dat is ook gebeurd: Willem en Dolf hebben hun opdracht teruggegeven met het commentaar dat ze steeds meer het gevoel kregen dat ze hun vrienden stonden te verraden.
Zelf ben ik – achteraf – blij met hun aanwezigheid. Na de enorme politieke winst in mei 1970, waarbij 5 zetels in de gemeenteraad werden veroverd, kwam er aandacht van – in mijn ogen zeer ongewenste – kant. Als actievoerder ben ik twee keer met zwaar lichamelijk letsel/de dood bedreigd. Ook kreeg ik wapens aangeboden, die van een inbraak in een kazerne afkomstig zouden zijn. Een deel van deze wapens – een doos met handgranaten – werd kort daarna aan een mede-actievoerder gegeven, die de doos vervolgens in de gracht heeft gegooid. Het is nooit gebeurd, maar het had heel goed fout kunnen aflopen. Het gebrek aan regie binnen Kabouter is uiteindelijk de ondergang van de partij geweest. Tenminste: op korte termijn. Op de langere termijn zijn al onze punten ingewilligd:
– elke supermarkt heeft een biologisch groentenhoekje
– hashrokers worden niet meer opgesloten
– fietsers hebben de macht in het verkeer
– het milieu wordt beschermd
In feite heeft de maatschappij ons op punten ingehaald. Vrouwen en homo’s hebben gelijke rechten, wat bepaald geen agendapunt van de kabouters was.