
Presentatie in 2018 van Radboud van Beekum’s boek “Architect Jan Kuijt Wzn. 1884-1944
bouwen voor Vroom & Dreesmann” {klik – pal hiervoor – link naar de inleiding en een flink aantal fraaie pagina’s van het boek} in ARCAM galerie te Amsterdam, waarbij Radboud het eerste exemplaar geeft aan de zoon van architect Jan Kuijt en een tweede aan Wim Vroom (2013-2019), vroeger curator van het Rijksmuseum Amsterdam, telg uit het familiebedrijf Vroom en Dreesman. Wim Vroom – directeur Nederlandse geschiedenis bij het Rijks – had met Radboud samengewerkt bij de herinrichting van het Rijksmuseum, was ook redder van de V&D archieven die bij het bankroet van de firma verloren dreigden te gaan, hij stimuleerde Radboud om onderzoek te doen naar de kenmerkende architectuur en vormgeving van de Vroom en Dreesman warenhuizen. Het werd Radboud’s laatste boek. Deze beeldstrook is gemaakt van screenshots van een video-opname van Frank Smit bij die gelegenheid. Klik op het plaatje voor een uitvergroting.
Op tweede Paasdag overleed geheel onverwacht ontwerper, architect en publicist Radboud van Beekum aan een hartstilstand tijdens zijn retraite in Zutphen. Radboud was gedurende 35 jaar mijn benedenbuurman in het fameuze hoekhuis Nieuwe Amstelstraat/Waterlooplein. Als in memoriam maakte ik in de vroegste ochtenduren van de dag waarop hij begraven zou worden deze momentane traploper voor het trapdeel dat wij drie en een half decennium deelden. De tekst op de papieren traploper heb ik ‘in situ’ geschreven en later opgevouwen om bij zijn begrafenis in Zutphen weer uitgevouwen te worden. Een ieder die meer wil weten over de ontwerpen en publicaties van Radboud van Beekum vindt dat op zijn Wikipedia pagina en een overzicht van zijn werk op de website van het Louis Kalff Instituut – erfgoedcentrum industriële vormgeving. Over Radboud als publicist schreef Tjeerd Boersma die jaren met hem samenwerktevlak nadat hij het bericht van Radboud’s overlijden kreeg spontaan een eigen in memoriam waarin ook de ondervonden tegenwind in het vaarwater van architectuur publicaties gememoreerd wordt.
OUVERTURE BIJ DE MAT OP I HOOG
traploper voor Radboud van Beekum
zijn laatste gang door dit trappenhuis
Nieuwe Amstelstraat 68-72 (voorheen 32) Amsterdam
van I hoog boven naar begane grond beneden
geschreven door zijn bovenbuurman
in de vroegste ochtenduren van de dag
dat bij begraven wordt
een heel stuk verderop
in Zutphen
TREDES
1
hoeveel treden zijn het ook weer?
hoeveel malen zijn zij betreden?
door wie allemaal?
de trap weet het!
2
het huis werd in 1928 ontworpen door A.D.N. van Gendt
nog geen honderd jaar geleden
een nieuwe vestiging van de Twentsche Bank
in het hart van de levendige Jodenbuurt
3
de kluis zat in de kelder
de loketten iets boven straatniveau ingang Waterlooplein
een binnentrap naar kantoor en bedrijfskantine op I hoog
daar kwam Radboud te wonen in 1985 ik woonde er al sinds 1975
4
de bankvestiging werd in januari 1940 opgeheven
de crisis van de 20er en 30er jaren moet daar
debet aan zijn geweest
5
“Die Gode gehoorsaamt, gehoorsamen de elementen” (*)
staat in steen geschreven in de gevelsteen boven de ingang
Nieuwe Amstelstraat 32, dat is het oude nummer
later hernummerd per verdieping: 68 tot en met 72
6
nummer 68 is enkel een grote deurmat achter de voordeur
foutje van een ambtenaar
bezorgde ons jaren spookbelastingaanslagen
Radboud koos nummer 70, ik 72
7
archieven vertellen ons wie er in de woning op II en III hoog woonden
Friedrich Richard Neundorf, Gerardus Stroker, August Volkstedt
waarschijnlijk vlak voor de oorlog
1941 kwam het pand binnen het het door de Nazi’s verordonneerde ‘Judenviertel’
8
over deze trap liepen tussen 1942 en 1943 Levie Cohen, zijn vrouw en dochter (verbannen van het Westeinde) en Gertrude van Tijn en haar dienstmeisje Lucie Asscher (verbannen van de Keizersgracht)
9
Enkel Gertrude van Tijn overleefde de vernietingskampen
in 2013 verscheen haar biografie van historicus Bernard Wasserstein
waarin zij een razzia in 1943 beschrijftdie zij ziet, staand in de erker van I hoog
10
verleden jaar nog schreef Radboud enkele artikelen
als onderdeel van het debat over vorm, plaats en betekenis
van een nieuw monument voor de Amsterdamse slachtoffers van de Holocaust
11
deze traploper doorloopt de tijd niet geheel chronologisch
nu een stap terug in de tijd na de oorlog toen het hele pand
van 1947 tot 1975 in gebruik kwam bij diamantslijper en goudsmit Jacob Sibelee, op I hoog was de slijperij…
12
wij – actievoerders die eerst gekraakt hadden in de Nieuwmarktbuurt –
kregen in 1975 het pand “tijdelijk” toegewezen na onderhandelingen
met wethouder Lammers toen wij bezweken voor politie-overmacht
13
het pand stond op de gemeentelijke slooplijst ten behoeve van een nieuw hoofdkantoor van de Bond van Nederlandse Architecten
die plannen wisten wij te keren, de oude bebouwing werd gered
14
het hoekpand Waterlooplein Nieuwe Amstelstraat is nu zelfs
verklaard tot gemeentelijk monument
nooit kregen wij een bedankje
15
Martijn Luns en Cuneke Mertens woonden destijds aan de Waterlooplein-kant
de Nieuwe Amstelzijde deur en trap zag vele bewoners: Thea en Harold en later Ellen Coersen op één hoog, Josien Eissens en haar zoon Michiel Brinkman en ik op twee hoog (later Mira Oklobdzija en mijn dochter Lena van Tijen, weer later met Stephanie Benzaquen); Gerd Caarls op de derde, later midden tachtiger jaren kwam daar Bas Moreel…
16
zo kwam – heb ik het jaar goed? – in 1985 Radboud op de trap wonen
in die tijd deden wij de verdeling van de woonruimte in het pand nog zelf
17
een buurman die erg op zichzelf wenste te zijn bleek al gauw
maar gemeenschappelijke interesse in architectuur en stedebouw vormde een ‘trait d’union … voor een praatje op de trap… “kom even binnen” was er bij Radbout niet bij
18
dat veranderde pas na 2016 toen wij samen met Frank Smit regelmatig werkten aan het archief van onze gemeenschappelijke vriend de architect Dik Tuijnman, overleden in 2016
19
in die periode werd Radboud van ontwerper tot onderzoeker een graver in archieven … zo kwam hij met enige regelmaat even boven in mijn studio en wisselden wij informatie uit
20
vergeten sleutels, haperende deurbellen, ongewenste bezoekers die inbrekers bleken te zijn, een rokend droogkokend pannetje op het vuur, de volgorde waarin onze fietsen achter de voordeur gestald werden
21
gedeelde trappenhuizen leggen altijd verbindingen
ook al zei Radboud nooit iets over zijn persoonlijk leven toch kende ik zijn gemoedsgesteldheid … als hij zingend de trap op of af ging gin het hem goed
22
soms waren er lange periodes zonder enig gezang
en ook was hij met grote regelmatig niet thuis en liet ons achter als de bedienden van de brievenbus waar toch elke dag de NRC in viel
23
een jaar of zo terug was hij zo lang weg dat ik mij zelfs ongerust maakte
toen ik via Cuneke informeerde waar hij toch gebleven was
kwam er bericht uit Zutphen … ah hij was nog in leven en hij had er een nieuwe liefde
24
zo kwam het dat zoon Erik in de afgelopen weken tijdens de corona-quarantaine degene was die de trap op en af ging omdat zijn nieuwe huis niet af was – zelfs een boodschap voor mij deed – totdat ik per email van de dood van mijn buurman hoorde
EPILOOG OP DE DEURMAT BIJ DE VOORDEUR:
we zijn nu onder aan de trap
die ruikt naar bleekwater in dit coronatijdperk
straks bel ik Cuneke
die sinds 1984 even verderop in de Nieuwe Amstelstraat woont…
de traploper is afgelopen
Cuneke neemt ‘m mee maar zijn begrafenis in Zutphen.
In mijn hoofd blijft Radboud mijn buurman
– 24 treden omhoog vanaf de straat
– 18 treden naar beneden vanaf mijn woning
daar gewoon wonen, zei het heel stil …………..
Ik beloof dat ik voortaan – als ik in een goede bui ben – zingend de trap op en af zal lopen…
Tjebbe van Tijen 17/4/2020, 8 uur in de ochtend

De als leporello opgevouwen traploper wordt opgehaald door Cuneke Mertens, zus van Radboud’s echtgenote Josine Mertens, zij zal aanwezig zijn bij de begrafenis in Zutphen waar in een wijde kring bij het graf stilgestaan zal worden.

De traploper op de begraafplaats in Zutphen waar twintig mensen in een kring om het graf Radboud van Beekum ter aarde bestelden.
(*) Op de gelinkte pagina van de gevelstenen-vereniging staat:
“Wij waarderen de steen nu als een prachtig voorbeeld van laat 17de-eeuwse toegepaste beeldhouwkunst. In 2013 is het enigszins aangetaste en vervuilde oppervlak door Wil Abels gereinigd en subtiel in twee tinten geschilderd.”
Dat is een halve waarheid. Op een dag in dat jaar deed ik de voordeur open en liep bijna pardoes tegen een schildersladder op, daarop stond een man met aan de stijlen van zijn trap enkele potten met verf en kwasten. Ik wist van niets en al snel bleek dat de man in opdracht van de Vereniging Vrienden van de Amsterdamse Gevelstenen daar aan het werk was. Toen ik op de stoep stond naast de schilder zag ik dat hij bezig was de net schoongemaakte gevelsteen te ‘polychromeren’. De zonnestralen hadden al een vrolijke gele kleur en de maan was zilver. “Wilt u daar onmiddellijk mee ophouden” zei ik tegen de man, die gewoon weer zijn ladder beklom, want zoals hij zei “opdracht is opdracht.” Ik was maar een huurder en de stichting had toestemming van de eigenaar van het pand Ymere. Deze had zich niet verwaardigd ons te informeren, laat staan om advies te vragen. Kort en goed ik moest de ladder dreigend vastpakken voordat de schilder ophield en bereid was te wachten op de komst van de voorzitter van de stichting, opdat ik hem mijn bezwaar tegen het tot een kleurplaat maken van dit bas-relief kon uitleggen. Ik ben best bekend met het feit dat gevelstenen – zo ook beeldhouwwerken uit de klassieke oudheid – vaak kleurig geschilderd werden werden, maar in dit geval vond ik het een aantasting van de gevelsteen. De plasticiteit van het beeldhouwwerk zou worden opgeofferd ten faveure van het anekdotische karakter van de afbeelding. In zijn naoorlogse wandelingen door de gehavende jodenbuurt schrijft Jaap Meijer (1912-1993) in een artikelenreeks voor het Nieuw Israelisch Dagblad, later gebundeld in het boek “Het verdwenen ghetto” (1958) op pagina 36 over de steen:
“Rechts van U een zeldzaam mooie gevel steen uit plm. 1650, afkomstig van het Waterlooplein. Het opschrift „Josue — Dien Gode gehoorsaamt, gehoorsaemen D’elementen”, een tekst volgens het verhaal in Jozua 10. „Het is een onzer prachtigste gevelstenen, een als ‘t ware in steen gesneden gravure en klaarblijkelijk — als zovele reliefs — naar een oude prent gebeiteld”, aldus Alings in zijn aantrekkelijk boekje.”
[H. W. Alings: Amsterdamsche Gevelsteenen, Amsterdam1943, (serie Heemschut) pag. 35/36, het hele boek kan op deze site van dejoodsebiblotheek.nl gedownload worden]
Dat oorspronkelijke boek op slechte kwaliteit naoorlogs schaarste papier met zwart/wit foto’s van Boris Kowadlo (1911-1959) ademt een sfeer van historische vertwijfeling, zo ook de vele grijsgrauwe foto’s van de buurt en straat van na de oorlog in de historische beeldatlas van het wat ooit het Gemeentearchief heette. Bij het vele onderzoekswerk dat ik in de loop der jaren in archieven deed – over deze buurt – zijn die grijswaarden in mijn beeldgeheugen gebrand. Een opgeleukte gevelsteen past daar niet in… en zo geschiedde, na een urenlang straatdebat beklom Wil Abels weer zijn trap, verwijderde de al aangebrachte kleuren en werd de steen zoals deze nu nog te bewonderen is.