Feeds:
Posts
Comments

Archive for the ‘in memoriam’ Category

rb1950_boekpresentatie-Jan-Kuijt_small

rb1950_boekpresentatie-Jan-Kuijt_long-small

Presentatie in 2018 van Radboud van Beekum’s boek “Architect Jan Kuijt Wzn. 1884-1944
bouwen voor Vroom & Dreesmann” {klik – pal hiervoor – link naar de inleiding en een flink aantal fraaie pagina’s van het boek} in ARCAM galerie te Amsterdam, waarbij Radboud het eerste exemplaar geeft aan de zoon van architect Jan Kuijt en een tweede aan Wim Vroom (2013-2019), vroeger curator van het Rijksmuseum Amsterdam, telg uit het familiebedrijf Vroom en Dreesman. Wim Vroom – directeur Nederlandse geschiedenis bij het Rijks – had met Radboud samengewerkt bij de herinrichting van het Rijksmuseum, was ook redder van de V&D archieven die bij het bankroet van de firma verloren dreigden te gaan, hij stimuleerde Radboud om onderzoek te doen naar de kenmerkende architectuur en vormgeving van de Vroom en Dreesman warenhuizen. Het werd Radboud’s laatste boek. Deze beeldstrook is gemaakt van screenshots van een video-opname van Frank Smit bij die gelegenheid. Klik op het plaatje voor een uitvergroting.

Op tweede Paasdag overleed geheel onverwacht ontwerper, architect en publicist Radboud van Beekum aan een hartstilstand tijdens zijn retraite in Zutphen. Radboud was gedurende 35 jaar mijn benedenbuurman in het fameuze hoekhuis Nieuwe Amstelstraat/Waterlooplein. Als in memoriam maakte ik in de vroegste ochtenduren van de dag waarop hij begraven zou worden deze momentane traploper voor het trapdeel dat wij drie en een half decennium deelden. De tekst op de papieren traploper heb ik ‘in situ’ geschreven en later opgevouwen om bij zijn begrafenis in Zutphen weer uitgevouwen te worden. Een ieder die meer wil weten over de ontwerpen en publicaties van Radboud van Beekum vindt dat op zijn Wikipedia pagina en een overzicht van zijn werk op de website van het Louis Kalff Instituut – erfgoedcentrum industriële vormgeving. Over Radboud als publicist schreef Tjeerd Boersma die jaren met hem samenwerktevlak nadat hij het bericht van Radboud’s overlijden kreeg spontaan  een eigen in memoriam waarin ook de ondervonden tegenwind in het vaarwater van architectuur publicaties gememoreerd wordt.

rb1950_traploper_02
OUVERTURE BIJ DE MAT OP I HOOG
traploper voor Radboud van Beekum
zijn laatste gang door dit trappenhuis
Nieuwe Amstelstraat 68-72 (voorheen 32) Amsterdam
van I hoog boven naar begane grond beneden
geschreven door zijn bovenbuurman
in de vroegste ochtenduren van de dag
dat bij begraven wordt
een heel stuk verderop
in Zutphen

TREDES
1
hoeveel treden zijn het ook weer?
hoeveel malen zijn zij betreden?
door wie allemaal?
de trap weet het!

2
het huis werd in 1928 ontworpen door A.D.N. van Gendt
nog geen honderd jaar geleden
een nieuwe vestiging van de Twentsche Bank
in het hart van de levendige Jodenbuurt

3
de kluis zat in de kelder
de loketten iets boven straatniveau ingang Waterlooplein
een binnentrap naar kantoor en bedrijfskantine op I hoog
daar kwam Radboud te wonen in 1985 ik woonde er al sinds 1975

4
de bankvestiging werd in januari 1940 opgeheven
de crisis van de 20er en 30er jaren moet daar
debet aan zijn geweest

5
“Die Gode gehoorsaamt, gehoorsamen de elementen” (*)
staat in steen geschreven in de gevelsteen boven de ingang
Nieuwe Amstelstraat 32, dat is het oude nummer
later hernummerd per verdieping: 68 tot en met 72

6
nummer 68 is enkel een grote deurmat achter de voordeur
foutje van een ambtenaar
bezorgde ons jaren spookbelastingaanslagen
Radboud koos nummer 70, ik 72

7
archieven vertellen ons wie er in de woning op II en III hoog woonden
Friedrich Richard Neundorf, Gerardus Stroker, August Volkstedt
waarschijnlijk vlak voor de oorlog
1941 kwam het pand binnen het het door de Nazi’s verordonneerde ‘Judenviertel’

8
over deze trap liepen tussen 1942 en 1943 Levie Cohen, zijn vrouw en dochter (verbannen van het Westeinde) en Gertrude van Tijn en haar dienstmeisje Lucie Asscher (verbannen van de Keizersgracht)

9
Enkel Gertrude van Tijn overleefde de vernietingskampen
in 2013 verscheen haar biografie van historicus Bernard Wasserstein
waarin zij een razzia in 1943 beschrijftdie zij ziet, staand in de erker van I hoog

10
verleden jaar nog schreef Radboud enkele artikelen
als onderdeel van het debat over vorm, plaats en betekenis
van een nieuw monument voor de Amsterdamse slachtoffers van de Holocaust

11
deze traploper doorloopt de tijd niet geheel chronologisch
nu een stap terug in de tijd na de oorlog toen het hele pand
van 1947 tot 1975 in gebruik kwam bij diamantslijper en goudsmit Jacob Sibelee, op I hoog was de slijperij…

12
wij – actievoerders die eerst gekraakt hadden in de Nieuwmarktbuurt –
kregen in 1975 het pand “tijdelijk” toegewezen na onderhandelingen
met wethouder Lammers toen wij bezweken voor politie-overmacht

13
het pand stond op de gemeentelijke slooplijst ten behoeve van een nieuw hoofdkantoor van de Bond van Nederlandse Architecten
die plannen wisten wij te keren, de oude bebouwing werd gered

14
het hoekpand Waterlooplein Nieuwe Amstelstraat is nu zelfs
verklaard tot gemeentelijk monument
nooit kregen wij een bedankje

15
Martijn Luns en Cuneke Mertens woonden destijds aan de Waterlooplein-kant
de Nieuwe Amstelzijde deur en trap zag vele bewoners: Thea en Harold en later Ellen Coersen op één hoog,  Josien Eissens en haar zoon Michiel Brinkman en ik op twee hoog (later Mira Oklobdzija en mijn dochter Lena van Tijen, weer later met Stephanie Benzaquen); Gerd Caarls op de derde, later midden tachtiger jaren kwam daar Bas Moreel…

16
zo kwam – heb ik het jaar goed? – in 1985 Radboud op de trap wonen
in die tijd deden wij de verdeling van de woonruimte in het pand nog zelf

17
een buurman die erg op zichzelf wenste te zijn bleek al gauw
maar gemeenschappelijke interesse in architectuur en stedebouw vormde een ‘trait d’union … voor een praatje op de trap… “kom even binnen” was er bij Radbout niet bij

18
dat veranderde pas na 2016 toen wij samen met Frank Smit regelmatig werkten aan het archief van onze gemeenschappelijke vriend de architect Dik Tuijnman, overleden in 2016

19
in die periode werd Radboud van ontwerper tot onderzoeker een graver in archieven … zo kwam hij met enige regelmaat even boven in mijn studio en wisselden wij informatie uit

20
vergeten sleutels, haperende deurbellen, ongewenste bezoekers die inbrekers bleken te zijn, een rokend droogkokend pannetje op het vuur, de volgorde waarin onze fietsen achter de voordeur gestald werden

21
gedeelde trappenhuizen leggen altijd verbindingen
ook al zei Radboud nooit iets over zijn persoonlijk leven toch kende ik zijn gemoedsgesteldheid … als hij zingend de trap op of af ging gin het hem goed

22
soms waren er lange periodes zonder enig gezang
en ook was hij met grote regelmatig niet thuis en liet ons achter als de bedienden van de brievenbus waar toch elke dag de NRC in viel

23
een jaar of zo terug was hij zo lang weg dat ik mij zelfs ongerust maakte
toen ik via Cuneke informeerde waar hij toch gebleven was
kwam er bericht uit Zutphen … ah hij was nog in leven en hij had er een nieuwe liefde

24
zo kwam het dat zoon Erik in de afgelopen weken tijdens de corona-quarantaine degene was die de trap op en af ging omdat zijn nieuwe huis niet af was – zelfs een boodschap voor mij deed – totdat ik per email van de dood van mijn buurman hoorde

EPILOOG OP DE DEURMAT BIJ DE VOORDEUR:
we zijn nu onder aan de trap
die ruikt naar bleekwater in dit coronatijdperk
straks bel ik Cuneke
die sinds 1984 even verderop in de Nieuwe Amstelstraat woont…
de traploper is afgelopen
Cuneke neemt ‘m mee maar zijn begrafenis in Zutphen.

In mijn hoofd blijft Radboud mijn buurman
– 24 treden omhoog vanaf de straat
– 18 treden naar beneden vanaf mijn woning
daar gewoon wonen, zei het heel stil …………..

Ik beloof dat ik voortaan – als ik in een goede bui ben – zingend de trap op en af zal lopen…

Tjebbe van Tijen 17/4/2020, 8 uur in de ochtend
rb1950_traploper_03

rb1950_traploper_05

rb1950_traploper_04

De als leporello opgevouwen traploper wordt opgehaald door Cuneke Mertens, zus van Radboud’s echtgenote Josine Mertens, zij zal aanwezig zijn bij de begrafenis in Zutphen waar in een wijde kring bij het graf stilgestaan zal worden.

AMSnote7310.06

De traploper op de begraafplaats in Zutphen waar twintig mensen in een kring om het graf Radboud van Beekum ter aarde bestelden.

 


 

rb1950_traploper_07


(*) Op de gelinkte pagina van de gevelstenen-vereniging staat:

“Wij waarderen de steen nu als een prachtig voorbeeld van laat 17de-eeuwse toegepaste beeldhouwkunst. In 2013 is het enigszins aangetaste en vervuilde oppervlak door Wil Abels gereinigd en subtiel in twee tinten geschilderd.”

Dat is een halve waarheid. Op een dag in dat jaar deed ik de voordeur open en liep bijna pardoes tegen een schildersladder op, daarop stond een man met aan de stijlen van zijn trap enkele potten met verf en kwasten. Ik wist van niets en al snel bleek dat de man in opdracht van de Vereniging Vrienden van de Amsterdamse Gevelstenen daar aan het werk was. Toen ik op de stoep stond naast de schilder zag ik dat hij bezig was de net schoongemaakte gevelsteen te ‘polychromeren’. De zonnestralen hadden al een vrolijke gele kleur en de maan was zilver. “Wilt u daar onmiddellijk mee ophouden” zei ik tegen de man, die gewoon weer zijn ladder beklom, want zoals hij zei “opdracht is opdracht.” Ik was maar een huurder en de stichting had toestemming van de eigenaar van het pand Ymere. Deze had zich niet verwaardigd ons te informeren, laat staan om advies te vragen. Kort en goed ik moest de ladder dreigend vastpakken voordat de schilder ophield en bereid was te wachten op de komst van de voorzitter van de stichting, opdat ik hem mijn bezwaar tegen het tot een kleurplaat maken van dit bas-relief kon uitleggen. Ik ben best bekend met het feit dat gevelstenen – zo ook beeldhouwwerken uit de klassieke oudheid – vaak kleurig geschilderd werden werden, maar in dit geval vond ik het een aantasting van de gevelsteen. De plasticiteit van het beeldhouwwerk zou worden opgeofferd ten faveure van het anekdotische karakter van de afbeelding. In zijn naoorlogse wandelingen door de gehavende jodenbuurt schrijft Jaap Meijer (1912-1993) in een artikelenreeks voor het Nieuw Israelisch Dagblad, later gebundeld in het boek “Het verdwenen ghetto” (1958) op pagina 36 over de steen:

“Rechts van U een zeldzaam mooie gevel­ steen uit plm. 1650, af­komstig van het Waterlooplein. Het opschrift „Josue — Dien Gode gehoorsaamt, gehoorsaemen D’elementen”, een tekst volgens het verhaal in Jozua 10. „Het is een onzer prach­tigste gevelstenen, een als ‘t ware in steen gesneden gravure en klaarblijkelijk — als zovele reliefs — naar een oude prent gebei­teld”, aldus Alings in zijn aantrekkelijk boekje.” 
[H. W. Alings: Amsterdamsche Gevelsteenen, Amsterdam1943, (serie Heemschut) pag. 35/36, het hele boek kan op deze site van dejoodsebiblotheek.nl gedownload worden]

Dat oorspronkelijke boek op slechte kwaliteit naoorlogs schaarste papier met zwart/wit foto’s van Boris Kowadlo (1911-1959) ademt een sfeer van historische vertwijfeling, zo ook de vele grijsgrauwe foto’s van de buurt en straat van na de oorlog in de historische beeldatlas van het wat ooit het Gemeentearchief heette.  Bij het vele onderzoekswerk dat ik in de loop der jaren in archieven deed –  over deze buurt – zijn die grijswaarden in mijn beeldgeheugen gebrand. Een opgeleukte gevelsteen past daar niet in… en zo geschiedde, na een urenlang straatdebat beklom Wil Abels weer zijn trap, verwijderde de al aangebrachte kleuren en werd de steen zoals deze nu nog te bewonderen is.

 

AMSnote7281.10

Read Full Post »

This in memoriam I published 5 years ago on Flickr… recently I wanted to point a friend to the article and picture, but the 700 or so articles on my Flickr site have been classified all as ‘adult material’ years ago for no good reason (some fool must have complained) at all… attempts to have that ban lifted did not work out as there seems to be only a kind of Kafkian censorship court run by robots with the shifting firms that own Flickr and I never got a human written reply on my complaints. So now I regularly move postings from Flickr to my own blog. This posting on my friend Jadran Sterle on Flickr had 6.121 views…


AMSnote7029.05

It was in July this year [2014] I heard of the unexpected death of Jadran Sterle… (1) as often is the case with the loss of a friend, it made me look for pictures of him, looking at them intensely, bringing back shared moments of the past… We first met in Bologna in 1988 during a festival on Radical Culture of the European countries bordering the Mediterranean. He was there as a journalist for Slovenian television, I was there to show an exhibition for an upcoming international meeting in Amsterdam the next year – Europe Against the Current. Jadran had been involved as a young man in what could be labelled as the ‘cultural underground of Ljubljana and soon we discovered we had all kind of experiences and friends in common… Jadran had met some of the Dutch Provos in the sixties, I knew a bit about opposition movements in Yugoslavia and so we had a long talk and remained friends since… I met him again a few years later at an anarchist conference in Triest and as the world is small I discovered in the early nineties that my new Yugoslav girlfriend – who became the mother of my daughter – was a close friend of Jadran for many years… I made this picture already in July for the family Jadran left behind, but the text that comes with it remained half finished… something held me back… and as those who have died are never in a hurry… it is two month later now, before I publish it here.

IN MEMORIAM JADRAN STERLE 1949 – 2014

Two pictures of Jadran Sterle
as I want to remember him
taken 12 years ago
on the day he picked me up from what once was Tergeste,
never became Trst,
and is best known now as Trieste
– a market and harbour town in the shatterzone of kingdoms, republics and empires
Illyrean, Roman, Byzantine, Frankish, Venetian, Habsburg, Napoleonic, Austrian –
still a multi-ethnic city half a century ago
Italian and Slovenian as major languages…
… after the First Wolrd War taken over by Italy
theatre of Mussolini’s fascist rule
birthplace of Slovenian anti-fascist movement
a contested city after World War II where the new power blocks
were almost confronting each other
Allied Forces versus Tito’s Partisan Army.

Slovenian nationalists saw the city as retribution
for Italian, German and Croatian fascists regimes
that had devastated their lands
“Trst je naš” (Triest is ours)…
It remained just a Slovenian irridentist dream
as The Free Territory of Triest was created to avoid further war
and the conflict was solved by a diplomatic policy of procrestination
‘de facto’ after seven, ‘de jure’ after thirty years.

Instead of going directly to Jadran’s house in in the Slovenian village of Unec
– to the North-East, up the bleached Karst mountain at Opcina –
we drove southward along the coast to Istria
careleslsy joking about all the borders we had to pass
borders that split up the natural continuity
of coast and peninsula
Italian, Slovenian, Croatian.

On our way into Istria
Jadran told me about the meeting of those two partisan commanders
one Slovenian, the other Croatian both belonging to the Liberation Front lead by Tito
and how these two ‘communist internationalists’
were deliberating about ‘ethnic borders’
not from a military strategic viewpoint
but to establish a dividing line
where a “pure” Slovenian and a “pure” Croatian was spoken
where a border line between their territorial command needed to be drawn.

I have forgotten some of the details he gave, but
in my memory some fragments of his story linger on.
Was it about the map they used, turned the wrong way
or had one, or both of the partisans, drank too much
that day in February 1944 in the village of Malija?
I tried to find his story back in all those
historical sources, now available on the internet
but did not find any of Jadran’s salient details
only how it ended up:
the East/West running river Dragonje became the border
while – linguistically speaking –
also the river Mirna could have been chosen
twenty or so kilometer more to the South.
Like in the rest of the litoral of South-East Europe
another border marked by mountains and rivers
was added to those created by swaying forces over millennia
seeking to establish their own power base
constructing and inventing national ‘identities’ to cement it
from Danube and Sava, to Drina and Drava.

We went land inward on our way
to what is jokingy called “the smallest city of the world”
the medieval fortified hill top city of Hum
with it’s 17 official inhabitants.
Just before arriving there – on the slope of a hill –
we got out of the car
to admire an exceptional historical monument.
A monument for a script
the old cyrillic script
– that travelled over a milennium ago
from Moravia down to the Adriatic coast –
named Glagolitic Script
after the Slavic word for ‘utterance’
– a script that often is proposed to be
the bedrock of Croatian culture.

There had been a heavy rain just before
and in the wet grass
stood all those Glagolitic letters
with monumental proportions
sculpted in stone.
There was also a round table
with four square stone stools
the table top engraved with something
that looked like a celestial scheme.

Jadran standing there like a ‘geomancer’
explaining me past and present
alluding to the recent history of this monument
only erected a few decades ago
a hidden Croatian call
for the break-up of this part of Yugoslavia
a cultural construct Ex Post Facto.

As we drove on
he marked me all those other ‘genius loci’
in the Istrian Karst landscape
with its underground waterways and histories.
Thus we both became time travellers
as his stories also gave a glimpse
of a different future that had failed to come.

Today, looking once more at the photographs I took
with Jadran standing in the field with stone letters
I see in the distance – very small –
the Glagolitic letter ‘L’
the ‘L’ for Ljudi, Ljudje
Croatian or Slovenian for ‘People’.
Build up from two high stones
standing apart to fit the height and width of a man
on top a shorter heavy stone, in fragile balance.

I remember now how it looked to me then
like a gate, “a gate to heaven”
a man made arch one has to pass through
to go to an other world.

Jadran Sterle died on July 17th 2014.

—-
(1) “Farewell to the Adriatic Sterle, cosmopolitan, who swam against the tide Funeral book on TV Slovenia July 18, 2014 at 11:39, last intervention: July 18, 2014 at 18:00 Ljubljana – Reuters He died director Jadran Sterle (1949), a longtime associate of RTV Slovenia, philosopher, journalist, writer, author of numerous documentaries on the littoral cultural heritage and translator. Predlani are Sterle Val 202 hosted the show Sunday guest. In the interview he looked at his translation work, home library and home garden on the crops on which he was very proud. Neanderthal flute, the oldest bike in the Karst chalet in the Karst School under fascism … It’s only a few titles a rich oeuvre of documentaries and films journalist and writer Adriatic Sterle, who was convinced that it would be better to appreciate the past and its traditions you should be proud of the oldest needle, first bike, a Neanderthal flute and shepherd’s house. Sunday’s guest submission to the Adriatic ”

Machine translation from the introduction sentences of the memorial web page on Slovenian Television for Jadran Sterle: www.rtvslo.si/kultura/film/slovo-jadrana-sterleta-svetovl…

Read Full Post »

Wim-Crouwel_in-memoriam_2019
“Ik ben een modernist” riep Crouwel mij nog toe in een debat tijdens één van die design crowd conferenties Doors of Perception (1), het was 1996 en de plaats de stadsschouwburg in Amsterdam … dat was de tweede keer dat ik met hem in debat geraakte.. de eerste keer was vele jaren eerder in 1968 (2) in wat toen nog het Museum Fodor was aan de Keizersgracht waar gedebatteerd werd over kunst, technologie en samenleving… samen met Nic Tummers riep ik daar op tot een boycott van de Osaka Wereldtentoonstelling als zijnde een schijnvertoning van globale éénheid… in een verdeelde wereld. (3) Crouwel was het daar niet mee eens en nam deel aan de vormgeving van de tentoonstelling in Osaka in 1969.

Crouwel had een rotsvast vertrouwen in de zegende rol van de ‘artistieke voorhoede’ en de vrijheden die zijn strak gespannen ontwerpkaders de mensheid zouden weten te brengen. Zo was zijn kaarsrecht verlopende levenslijn er een van ordening en controle met het grid als onzichtbaar hekwerk waarbinnen de vorm, inpasbaar, gestalte kon krijgen. Bij Crouwel geen labyrinth waarbinnen je kunt verdwalen. Zijn mazenstelsel behoeft geen draad van Ariadne om het doel te bereiken of de uitweg te vinden. Zijn ‘modernisme’ munt uit door planmatigheid en minimalisering, waar ‘vorm’ ondergeschikt gemaakt wordt aan ‘functie’.

Het antwoord op de vraag wie en wat de inhoud van die ‘nagestreefde functionaliteit’ bepaalde en waarom bleef bij Crouwel echter vaak achterwege. Een zaak van de opdrachtgevers immers, zoals bij vrijwel alle vormgeving, zeker als het om overheidsopdrachten gaat. In deze zin was de artistieke voorhoede waartoe Crouwel zich rekende, geen ‘sociale voorhoede’. Crouwel, anders dan veel van zijn collega ontwerpers, koketteerde ook nauwelijks met sociale acties in de tweede helft van de 20e eeuw.

Toch is er meer dan dictatuur van grid en stramien in Crouwel zijn werk. Zijn terughoudendheid in vormgeving laat ruimte over voor anderen met een andere vormentaal, weet die vaak te versterken. De vrije, zich in alle mogelijke bochten wringende lijn, die zich niets wenst aan te trekken van passers, driehoeken en millimeterpapier, gedijt beter in een ruimte vormgegeven door Wim Crouwel dan door Frank Gehry. Waar de ruimtelijk vormgever zich opwerpt als vrij kunstenaar verdwijnt de ruimte om kunstwerken van anderen – dan de architect – te tonen. Dat geldt ook voor zijn gedimde functionele typografie, beeldmateriaal dat van een geheel ander orde is krijgt zo ruimte en aandacht op een pagina.

De beleden ‘moderniteit’ van Crouwel in zijn tijd droeg het stempel van de planeconomie, de overheid als emancipator, de vormgever als verheffer, de burger als een op te voeden wezen. Er is een ondertoon van ‘een nieuwe orde’ die met de vorm der dingen ook de vorm van de samenleving, het menselijk gedrag hoopt te kunnen sturen. Er is sprake van de overdraagbaarheid van “goede vorm” (denk aan de naoorlogse Stichting ‘Goed Wonen’ in Amsterdam en de soms utopische vises die vanuit het Rotterdamse Bouwcentrum geëntameerd werden). Het is een tijd waarin in de Beurs van Berlage een enorm Centrum voor Industriële Vormgeving gevestigd wordt. Dat is de moderniteit waaraan Crouwel refereert. Dat is ook ‘een moderniteit’ die na dertig jaar uitbundige ‘post-moderne’ vormgeving zo verouderd lijkt te zijn dat het minimale en de ingetogenheid weer aantrekkingskracht krijgt.

Nu de levenslijn van Wim Crouwel gebroken is en een ieder zich denkt als vormgever van het eigen digitale bestaan, kunnen we de georganiseerde chaos van de zoekmachines van het internet spiegelen aan zoiets simpels en gedisciplineerds als het telefoonboek ontworpen door het bureau waar Crouwel groot geworden is ‘Total Design’. (4) Hoe is het mogelijk zullen nieuwe generaties zich afvragen dat je in een pak bijeengebonden bladzijden van papier met enkele strakke kolommen tekst zoveel gegevens in zulk een vast stramien zo goed opzoekbaar kunt maken. Kan het zijn dat wij zolangzamerhand snakken naar die eenvoudige strakheid, die orde, die informatie cartografie gedacht vanuit millimeterpapier.

Tjebbe van Tijen 20/9/2019


(1) Doors of Perception, kortweg ‘Doors’ was een reeks ‘internationale design conferenties’ georganiseerd door John Thackara in het laatste decennium van de 20e en het eerste van de 21e eeuw. Iedere conferentie had een eigen thema. Dat van het jaar 1996 was ‘Speed’. Ik gaf er een lezing over het antieke thema van ‘de hinkende bode’ aan de hand van emblemata/zinnenprenten… uit vroeger eeuwen ter relativering van de moderniteitsdrang waar alles steeds maar sneller moet. Tot voor enkele jaren stond het archief van die conferentie keurig on-line, maar ik merk nu dat alle links naar het Doors Archief gebroken zijn… dus hier enkel een link naar een pagina die toch iets verteld van die conferenties…. (ik zal proberen John Thackara erop te wijzen dat hij zijn ‘doors’ weer open moet zetten…
http://imaginarymuseum.org/SOS/index.html (scroll nummer 6a)
(2) 1968-1970 Fodor Conferenties on art, technology, science and society: Amsterdam
Zie o.m. in het Archief Hans Derks stukken over deze conferenties periode 1968-1970
AMSnote7020.10
(3) Het Manifest over de geplande wereldtentoonstelling in Oska van NicTummers en Tjebbe van Tijen (formaat A2)
TijenTummersOsaka.01
(4) “Critical spirit of a telephone book” by Robin Kinross, Published in Eye – The International Review of Graphic Design, No. 16, vol. 4, Spring 1995… niemand weet beter over functionaliteit en typografie te schrijven dan Robert Kinross .. ik vond dit artikel pas nadat ik mijn in memoriam voor Crouwel geschreven had. Het moge duidelijk zijn dat de versie van 1983 lees-technisch, met het oog langs een kolom racend vele malen beter is dan de versie van 1977. Jolijn van de Wouw ken ik nog van de Kunstacademie in Den Bosch 1961-62… ik dacht dat toen Wim Strijbosch de lessen in grafisch ontwerp overgenomen had van Wim Crouwel. Jolijn is al weer heel wat jaren dood, heel vroeg gestorven. De directeur van de Academie in den Bosch was toen Jan van Haaren (1923-1990) een man met begrip voor experiment. Zijn broer Hein van Haaren was weer directeur van de Dienst Esthetische Vormgeving PTT, die de postzegel en telefoonboek opdrachten aan Crouwel gaf. Zo wordt ook duidelijk hoe alles toch ‘modern, maar in een klein kringetje bedisseld werd.
AMSnote7020.09
The Dutch must have been the first to use professional designers for the page layout of phone books. These were Wim Crouwel and Jolijn van de Wouw, working within Total Design, who for the first fully automated books (of 1977) radically rethought the typographic conventions. PTT phone book by Total Design, 1977 (left) PTT phone book revised by Total Design, 1983 (right). Numbers were placed before names: the two vital components were then next to each other, and no dot leaders were needed to join them. The typeface was a condensed Univers: a real designed letter in place of the vernacular grotesques that had been the norm. And – most astonishing of all – no capital letters were used. Crouwel argued that the very limited character-set of the CRT typesetting machine left a choice of either capitals or punctuation to distinguish surnames from initials, and he preferred the latter. So the Modernist dream of single alphabet typography could at last be authentically realised. There were complaints about the small size of type, and whines from people who “didn’t want to be known as numbers”. A few years later, some aspects were softened in a redesign by Crouwel and Total Design: type-size was increased, three rather than four columns per page were used, a set of more open numerals was designed (by Gerard Unger and Chris Vermaas), and phone numbers were put at the end of lines. But, strangely, the all-lowercase typography was maintained.
 

Read Full Post »

AGNES VARDA 1928-2019

AGNES-VARDA_1928-2019_3
It must have been the Cineclub of Den Bosch, a provincial town in the Netherlands where I attended the art academy, where I saw in 1962 Varda’s just released movie “Cléo de 5 à 7″… and as young would be intellectuals afterwards we discussed the hidden meanings which we thought to have discovered… but of course we had read in the newspapers… the Greek drama unity of time and space as indicated by the title (in fact the events depicted take half an hour more)… the confrontation between the glamorous life of the central figure a female pop singer – Corinne Marchand – and the the young man she meets by chance, drafted to serve in the French colonial war in Algeria… this last thing was something we Dutch youngsters understood at that time as the Dutch government had started to send young drafted soldiers to the other side of the globe, Nieuwe Guinea, to be employed into what soon was expected to develop into a colonial war with the new state of Indonesia… I was eighteen then and when I failed my exam in the art academy I would have to go into the army as well..

What was engraved into our memory the most were the aesthetics of this black and white movie, especially the Parisian loft, home of the pop singer, painted all white, floor, ceiling, roof-beams… it’s bareness created beauty, widened both space, and mind. A swing hangs from the ceiling and some more gymnastic contraptions (at that time such things would have no reference to bondage and sexual acts for us).

AMSnote6816.03

Of course Agnes Varda did not invent such a space, she used mostly existing spaces in a documentary way… (photos of bohemien parties in Amsterdam in the early sixties come to mind, with a lady with a mini-juup on a swing and some saxophonist playing) [*]… brings us back to the movie with a jazzy rehearsal in the lof with the singer with wonderboy Michel Legrand on the piano and Jean Luc Godard as supporting actor…
“tu joue sur ton piano
des noires et des blanches
et moi et moi
et moi je joue des hanches
j’en joue, c’est fou
des hanches”…

The pop singer Corinne Marchand who sings these lines in fact acts her own future life – as she had hardly had a career as a singer before she is chosen by Varda to play in her movie… which made Corinne Marchand famous overnight…
there is an inherent critique in several movie scenes of the manipulative practices of the music industry that uses such pretty girls to just reproduce the music and lyrics written for them and not by them…
“you play your piano
the blacks and whites
and me and me
and me I display my hips
I play them, it’s mad
these hips”

The pop-singer during the Greek drama time frame is waiting for the results of biopics taken, as she may have developed a cancer… which throws her out of the fancies and fairy tale life style of a celebrated singer… she is seen entering a cafe and playing on the jukebox one of her own songs… admidst reguar customers not aware of the contradiction between the joyous song and her anxieties… this a short moment before visiting her doctor… also she is seen when visiting a friend who is posing for a sculptor class with her attractive body amid representations of her formed by the hands of the students… this scene shows the other talent of Varda, that of a photographer, in the way the differences of light are captured between a naked body and its representations, displaying contrast between a wide and a narrowed down spectre of black and white and greys.

AMSnote6816.02

At the time a saw the movie in 1962 I was living in a loft of a small industrial building near Den Bosch in the South of the Netherlands and often working in a sculpture class studio of the art academy, including the exercise of directing one’s hands fo follow one’s eyes with a model on a turning platform. I must confess that my hands had hardly any experience then of touching a naked female body (I was a late comer say) and thus the enticing figure with the bobbed hair of the singer dressed in flurry white gripped me… images spun in my head of being with such a being, in such a space.

Three years later I got a job as an assistant for an Italian artist, Lucio del Pezzo, who was working that winter on an installation for the coming up Venice Bienale in 1966. So I found myself in a house in Paris that belonged at that time still to the artist Max Ernst at Rue Mathurin Régnier 58… many avant-garde artists and associates of name had stayed there, like Dorothea Tanning and Marcel Duchamps… the house had a small front courtyard with a shack and the main building had about four floors, not including the huge cellar. The floors were subleted and I was working on the floor that belonged to the Italian artist Enrico Baj who, on his turn, had rented it to Del Pezzo.
I was given this shack on the courtyard which looked sad and downtrodden.
That was my moment to reenact Varda’s spirit of Cléo de 5 à 7 by painting the whole shack and everything in it WHITE! What looked miseable at first, became a glorious space, be it on the ground floor and much smaller than the lofty loft in the cinematic original. No swing from the ceiling, no piano, no big baroque bed… but those who know how to live their fantasy do not need an exact replica.

Newer generations than me may have a hard time understanding such sentiments, when they see that movie. It looks banal to them. The story line is awkward. The acting unnatural. Maybe the scenary is the only thing that remains attractive. Travelogues through a Paris showing a soul that has eroded since.

I can not escape the nostalgic aesthetics of this early Varda movie. Interesting is the fact that her visual style is adaptive to the subject she chooses. She has a method to construct her drama according to a specific subject… something she produces by using existing scenery and – often – amateur actors.

Was it by chance that I saw her 1985 “Sans toit ni loi” (Vagebond) on ARTE tv only a week ago? It traces back the rebellious life of a young homeless woman who refuses any compromise when it comes to her independence… she is both adorable in her non compromise attitude and sad in her incapability to accept empathy and help. She ends up frozen to death in a ditch of a farmland.

I have a hard time to connect the message given by these two movies from 1962 and 1985. Maybe the only parallel is the process of self consciousness of the two female protagonists. Varda is certainly not delivering happy endings… apart then her own long, full and creative life that came to an end today… a life symbolised by the colours of sea, beach and her beloved fabric pattern of polka dots.


[*] Picture by Ab Pruis of a house party in Amsterdam, most probably 1963 showing a girl on a swing (the later added caption says Marijke Koger, but I doubt if that is correct) and next to her Robert Jasper Grootveld. Photograph from the Provo movement archive, now in the International Institute of Social History, Amsterdam. Grootveld went to Paris in 1963 doing a happening in the avant-garde Galerie Cordier (also photographed by Ab Pruis)… he may also have seen the movie of Varda in Amsterdam. Often it is hard to know if something is copy cat or simultaneous. From fall 1962 the movie “Cléo van 5 tot 7” was running in Amsterdam in Kriterion and Leidsepleintheater (with the documentary “De werkelijkheid van Karel Appel” (the reality of Karel Appel) by Jan Vrijman as a warm-up.

AMSnote6816.07

Read Full Post »

CHAVEZ: will the constitution survive his constitution?

amsnote6722.08

This tableau picture and text I pulished on January 2. 2013 on my Flickr news-tableau page (now partly censored because all my articles there have been classified – wrongly – as adult content by some mechanism, in spite of my protest). So I tend to republish these articles on this blog when actual events make that meaningful). This article had 37.882 views. It marks the last days of the reign of Chavez who is terminal ill at that time and tries in all kind of ways to reign across his grave…


Wednesday January 2. 2013: Just made this tableau for what seems to be the last days of Chavez, who is said – by some sources – to have entered a state of coma. I merged a recent picture of Chavez after his chemo therapy into an earlier picture of Chavez holding the popular edition of his new 1999 Venezuela Constitution. The hand holding an older picture of Chavez as the adored messiahs of the poor… did appear this last week on the internet as an illustration of his followers praying for his well being. His rule was and is authoritarian, but what about those who oppose him now and will try to take power after him?

One does not judge a ruler by the new constitution he/she has written and passed, but by the level of equality, prosperity and justice that is practised in real life. The new 1936 constitution of the Soviet Union promulgated during the reign of Jozef Stalin was at first hailed by many, including many intellectuals from abroad, those who have later been grouped under the name of ‘fellow travellers’. (2)

It is lamentable that one of the promising points of renewal in the new Constitution was the declaration of “health care as a human right” (3) while the cancer treatment of the the President of Venezuela is not done in Venezuela, but elsewhere. Chavez has been treated in Cuba that tends to be praised for it’s free and social health care system, but Chavez certainly did not get his treatment in one of the hospitals for the general public. He has been treated in one of the special clinics for the ruling caste of the Castro family and related higher party functionaries. One of the reasons – is said – for this has been the guarantee of information control on the actual state of health of the Venezuelan President as any information on someone with such a contested power impacts directly on national and international politics.

If special cancer treatment is of top world level in Cuba is not certain. The economic blockade of the USA imposed on Cuba makes it often difficult to get all the needed medicines, latest equipment and Cuban surgeons have been quoted as they were complaining the limitations they had in participating in international high level medical conferences and other academic fora. As for the praised general level of medical care in Cuba one feels stepping back into Cold War Information times when reading the fiercely pro and contra arguments in news media and on the internet. (4) Also some of the praised facilities, according to several sources, are geared toward ‘medical tourists’ who bring in the needed hard currency for the Cuban government.

We will have to wait at least half a decade to pronounce a real judgement on the rule of Chavez. To see if what will come after him is any better or worse….


other news tableaus on Chavez & Chavismo:

– 29/7/2013: “”Instituto De Altos Estudios Sobre El Pensiamento De Chávez” will it offer a curriculum based on his unstable television rhetorics?”
flic.kr/p/fj6E9A

– 8/3/2013: “Que Viva el Chavismo: embalming a leader is mummifying the revolution”
flic.kr/p/e1w6z4

– 4/3/2013: “”LEADERS DIE” – the past does not last – ultimos momentos del librador from Bolivar to Chavez”
flic.kr/p/dZczJF

– 26/1/2013: “Chavez Still Alive but who does the kicking?”
flic.kr/p/dPNwaR

– 8/10/2012: “Chavez commenting on a cartoon by ‘Weil’ depicting him as a military boot: “the eyes are missing”
flic.kr/p/dhNXy4

– 8/5/2012: “Caudillos in the Americas: Bouterse & Chavez”
flic.kr/p/csMVxo

—–
Notes
(1)

“Constitución de la República Bolivariana de Venezuela)” dating from 1999
It is described in Wikipedia in a most positive and glorious way, though there are other who hold another view of it and see it as either “Bolivarian Propaganda” or “Orwellian Newspeak” from the Chavez regime.

“The Constitution of the Bolivarian Republic of Venezuela is the current and twenty-sixth constitution of Venezuela.[1] It was drafted in mid-1999 by a constitutional assembly that had been created by popular referendum. Adopted in December 1999, it replaced the 1961 Constitution – the longest serving in Venezuelan history. It was primarily promoted by the current President of Venezuela Hugo Chávez and thereafter received strong backing from diverse sectors, including figures involved in promulgating the 1961 constitution such as Luis Miquilena and Carlos Andrés Pérez. Chávez and his followers (chavistas) refer to the 1999 document as the “Constitución Bolivariana” (the “Bolivarian Constitution”) because they assert that it is ideologically descended from the thinking and political philosophy of Simón Bolívar and Bolivarianism.

The Constitution of 1999 was the first constitution approved by popular referendum in Venezuelan history, and summarily inaugurated the so-called “Fifth Republic” of Venezuela due to the socioeconomic changes foretold in its pages, as well as the official change in Venezuela’s name from the República de Venezuela (“Republic of Venezuela”) to the República Bolivariana de Venezuela (“Bolivarian Republic of Venezuela”). Major changes are made to the structure of Venezuela’s government and responsibilities, while a much greater number of human rights are enshrined in the document as guaranteed to all Venezuelans – including free education up to tertiary level, free quality health care, access to a clean environment, right of minorities (especially indigenous peoples) to uphold their own traditional cultures, religions, and languages, among others.

The 1999 Constitution, with 350 articles, is among the world’s longest, most complicated, and most comprehensive constitutions.”

Full text of the constitution at:
venezuelanalysis.com/constitution

(2)

1936 Soviet Constitution: “The constitution repealed restrictions on voting and added universal direct suffrage and the right to work to rights guaranteed by the previous constitution. In addition, the Constitution recognized collective social and economic rights including the rights to work, rest and leisure, health protection, care in old age and sickness, housing, education, and cultural benefits. The constitution also provided for the direct election of all government bodies and their reorganization into a single, uniform system. It was written by a special commission of 31 members which Joseph Stalin chaired.”

Richard Stites writes in his study “Revolutionary Dreams:Utopian Vision and Experimental Life in the Russian”
“Stalin’s Soviet Union, ‘a panegyric utopia,’ consisted of a myth of well-being, an ‘iconography of hapiness.’ and a cult of a benevolent ruler. If the reality of the Soviet Union contrasted dramatiocally with the visions of the revolutionary dreamers and utopians, the myth and images constructed by the regime promoted the fiction that the Societ people were already living in a kind of utopia, that the conservative stability of the social system and the rigidity of the political structure were ‘revolutionar.’ (Page 247)
books.google.nl/books?id=CY8BaBxjJ-MC&lpg=PA247&o…

(3)

Health care as a human right

“Article 83: Health is a fundamental social right and the responsibility of the State, which shall guarantee it as part of the right to life. The State shall promote and develop policies oriented toward improving the quality of life, common welfare and access to services. All persons have the right to protection of health, as well as the duty to participate actively in the furtherance and protection of the same, and to comply with such health and hygiene measures as may be established by law, and in accordance with international conventions and treaties signed and ratified by the Republic.

Article 84: In order to guarantee the right to health, the State creates, exercises guidance over and administers a national public health system that crosses sector boundaries, and is decentralized and participatory in nature, integrated with the social security system and governed by the principles of gratuity, universality, completeness, fairness, social integration and solidarity. The public health system gives priority to promoting health and preventing disease, guaranteeing prompt treatment and quality rehabilitation. Public health assets and services are the property of the State and shall not be privatized. The organized community has the right and duty to participate in the making- of decisions concerning policy planning, implementation and control at public health institutions.

Article 85: Financing of the public health system is the responsibility of the State, which shall integrate the revenue resources, mandatory Social Security contributions and any other sources of financing provided for by law. The State guarantees a health budget such as to make possible the attainment of health policy objectives. In coordination with universities and research centers, a national professional and technical training policy and a national industry to produce health care supplies shall be promoted and developed. The State shall regulate both public and private health care institutions.”

(4)

The Cold War like debate on the actual state of the Cuban healt care system

– High ranking in number of references (and less when it comes to the quality of arguments) is the movie by Michael Moore (Sicko is a 2007 documentary film by American filmmaker Michael Moore. The film investigates health care in the United States, focusing on its health insurance and the pharmaceutical industry. The movie compares the for-profit, non-universal U.S. system with the non-profit universal health care systems of Canada, the United Kingdom, France and Cuba.).

The method of bringing not well treated patients from the USA to Cuba, in itself can not produce anything else than distortions, once such an idea is actually realised as a movie.

The official web-site of the movie Sicko describes the part of the movie that concerns us here as follow: “After detailing just how the system got into such a mess (the short answer: profits and Nixon), we are whisked around the world, visiting countries including Canada, Great Britain and France, where all citizens receive free medical benefits. Finally, Moore gathers a group of 9/11 heroes – rescue workers now suffering from debilitating illnesses who have been denied medical attention in the US. He takes them to a most unexpected place, and in addition to finally receiving care, they also engage in some unexpected diplomacy.” The most unexpected place a a Cuban clinic.
sickothemovie.com/about/synopsis/

In thenationalreview.com Jay Nordlinger writes a reaction under the title “The Myth of Cuban Health Care – Michael Moore gives it a powerful boost.” and rages “To be sure, there is excellent health care on Cuba — just not for ordinary Cubans. Dr. Jaime Suchlicki of the University of Miami’s Institute for Cuban and Cuban-American Studies explains that there is not just one system, or even two: There are three. The first is for foreigners who come to Cuba specifically for medical care. This is known as “medical tourism.” The tourists pay in hard currency, which provides oxygen to the regime. And the facilities in which they are treated are First World: clean, well supplied, state-of-the-art. ”
www.nationalreview.com/nrd/article/?q=NjE5NWFkNWU0ZGJhMzd…

– “Revolutionary doctors : how Venezuela and Cuba are changing the world’s conception of health care” is a 2011 publication by the old time left wing publishing house Monthly Review Press, with this summary full of socialist optimism: “”Revolutionary Doctors gives readers a first-hand account of Venezuela’s innovative and inspiring program of community healthcare, designed to serve–and largely carried out by–the poor themselves. Drawing on long-term participant observations as well as in-depth research, Brouwer tells the story of Venezuela’s Integral Community Medicine program, in which doctor-teachers move into the countryside and poor urban areas to recruit and train doctors from among peasants and workers. Such programs were first developed in Cuba, and Cuban medical personnel play a key role in Venezuela today as advisors and organizers. This internationalist model has been a great success–Cuba is a world leader in medicine and medical training–and Brouwer shows how the Venezuelans are now, with the aid of their Cuban counterparts, following suit. But this program is not without its challenges. It has faced much hostility from traditional Venezuelan doctors as well as all the forces antagonistic to the Venezuelan and Cuban revolutions. Despite the obstacles it describes, Revolutionary Doctors demonstrates how a society committed to the well-being of its poorest people can actually put that commitment into practice, by delivering essential healthcare through the direct empowerment of the people it aims to serve”–Provided by publisher.”

The Book gives many details on the collaboration between Cuba and Venezuela in the ‘Barrio Adentro’ project that brought many Cuban health volunteers to Venezuela. Amazon Books has several pages on-line of this study:
www.amazon.com/Revolutionary-Doctors-Venezuela-Changing-C…

– A mirror image of the one sketched by Michael Moore in his movie and other positive appraisals quoted above, comes – to no surprise – from a Cuban exile community web site produced in the USA, realcuba.com, with haranguing images and captions:

“THIS IS THE FAMOUS ‘GREAT AND FREE HEALTHCARE’ THAT REGULAR CUBANS RECEIVE
One of the greatest fallacies about the so called ‘Cuban Revolution’ has to do with healthcare.
Foreigners who visit Cuba, are fed the official line from Castro’s propaganda machine: “All Cubans are now able to receive excellent healthcare, which is also free.” But the truth is very different. Castro has built excellent health facilities for the use of foreigners, who pay with hard currency for those services.
Argentinean soccer star Maradona, for example, has traveled several times to Cuba to receive treatment to combat his drug addiction. But Cubans are not even allowed to visit those facilities. Cubans who require medical attention must go to other hospitals, that lack the most minimum requirements needed to take care of their patients.
In addition, most of these facilities are filthy and patients have to bring their own towels, bed sheets, pillows, or they would have to lay down on dirty bare mattresses stained with blood and other body fluids.”
www.therealcuba.com/Page10.htm

 

Read Full Post »

jonas-mekas_in-memoriam_1922-2019

Jonas Mekas 1922-2019
– filmmaker & organiser –
died at a respectable age… one of our heroes in the early sixties leading a movement of truly experimental use of camera, footage and projection, Lithuanian emigré tot he US in 1949, founder of the New York Filmmakers Coop… showing us that a camera does not need to be hold steady, that film can be kept as a raw capture of casting and reflecting of lights… turning “failed” footage into art… footage that would be thrown by most people who consider themselves cineasts… thus communicating the sensuality our senses may experience when exposed to the flickering of light and shadow and the wind blowing in a microphone.
~
I hear in my minds ear the rattling sound of 16 mil projectors and I travel back to these murky places where half a century ago the Filmmaker Coop movies where shown…(unlike the grandiose museum retrospectives theat befell him in the last decade). Then I had no means then to visit NY, but saw his and related movie material of the NY Coop in London in gigs organised by the London Filmmakers Coop… at that time we did make a Dutch version for distributing ‘projecatble materials’, de Nederlandse Filmmakers Coöpertatie (its headquarters with Piet Verdonk in Eindhoven)…
~
projectable material is the right term because what Mekas ‘cum suis’ did stand for was not meant to compete in anyway with the standard cinema formats we are used to… it brought into being a new autonomous audio-visual medium.
~
This tableau I just made in his honour… a link to an excerpt of his 1969 movie Walden on Vimeo goes hereby…

Jonas Mekas – Walden (Excerpt) from Re:Voir Video on Vimeo.

Read Full Post »

tt44_Adje-Leeflang_in-memoriam_201812.jpg

68 is Adje geworden. Dat was ook het jaar in de vorige eeuw dat ik Adje leerde kennen. Hij behoorde tot de groep van ‘openbare samenzweerders’ waaruit in december 1968 het Woningburo de Kraker ontstond. Samenzweringen in een het keldertje in van het Diogenes pandje Koestraat 7 in de Bethaniënbuurt, die op de vrijdagavonden openbaar werden voortgezet in Koffiehuis Jan Bisschop, om de hoek op de Kloveniersburgwal. Boven het keldertje woonde de beeldhouwer en restaurateur Hans ’t Mannetje, oprichter van wat toen in 1967 nieuw was, een buurtactieblad, Het Geïllustreerd Bethaniënnieuws.  Het blad was een protest tegen het eerste bestemmingsplan voor de Amsterdamse binnenstad (gebaseerd op de vernieuwde wet op de Ruimtelijke ordening) waarbij niet enkel de bebouwing stevig ‘uitgekernd’ zou worden, maar ook het sociale karakter van de buurt geheel dreigde te veranderen, van een gemengd wijkje met een breed scala aan inkomensgroepen en beroepen tot een ‘beparkt’ elitewijkje voor de betere burgerklasse.

Het moge niet gebruikelijk zijn bij het schrijven van een ‘in memoriam’, maar ik doe het toch, een opsomming van namen van hen die ik mij herinner uit de oergeschiedenis van de moderne kraakbeweging: Rob en Saar Stolk, Lou van Nimwegen (ex provo’s die de vrijheid van drukpers konden beoefenen omdat ze er zelf een hadden); Tom Bouman (ex-journalist bij Het Parool die zich aangesloten had bij één van zijn journalistieke onderwerpen, de provobeweging); Robert Hartzema en vriendin Carolien van Eelen (Robert, een kunstgeschiedenisstudent betrokken bij wat toen nog in een ludiek stadium verkeerde, de kunstenaarsgroep Internationaal Instituut voor de Herscholing van Kunstenaars (met Dibbets, Van Elk en Lucassen); Pieter Boersma (fotograaf van acties op de grens van kunst en politiek); Otto Schuurman (student Filmacademie die een Volkswagenbusje had en de logistiek verzorgde), Ruud Strietman (student Academie voor Bouwkunst en initiatiefnemer van een beroemde kraakactie – nog voordat dat woord gebruikt werd – in 1963 in de Generaal Vetterstraat); Gerard van den Berg (werkloos timmerman en radencommunist die ons historisch bewustzijn probeerde aan te praten); Pieter Niers en Hans Elzinga (psychologie studenten, waarbij Hans ook uitgever van een cultureel underground blaadje was, Psy-In); Josien Eissen en haar zoontje van twee Michiel (mijn later vriendin, bij haar toenmalige vriend weg, wilde op zichzelf gaan wonen); ikzelf een aan kunsthandel en galeriewezen ontsnapte straatkunstenaar die als beroep opgaf ‘cultureel coördinator’). De opsomming is incompleet maar brengt de sociale mengelmoes in herinnering waaruit de kraakbeweging ontstond. Wij gingen een verbinding aan die zoveel in beweging deed zetten.

Adje behoorde in deze groep tot de studentenfractie, met de N.V. Prolurk als het verbindend imago van een groepje studenten aan de Universiteit van Amsterdam (met onder meer Hans Elzinga en Pieter Kuyper). Zij wilden niet ‘de maatschappij’ maar hun eigen ‘dagelijkse leven’ veranderen. Belabberde woonruimte, woningnood, was zo’n punt dat niet op de agenda van revolutie predikende studentenorganisaties als ASVA en SVB stond. Organisaties nog ouderwets gebaseerd op lidmaatschap met enkel stemrecht voor hen die “een census van ƒ19,50” betalen, zo staat in een pamflet uit die tijd van de N.V. Prolurk te lezen. Het pamflet – dat dateer van 6 februari 1969 – zegt te spreken namen het “studentenproletariaat” en stelt dat de (tot doel in zichzelf geworden) studentenorganisaties er naar moeten streven zichzelf overbodig te maken:

“SVB, NSA, PSO enz. worden ontbonden wegens verregaande overbodigheid.”

Die overbodigheid wordt in de daaropvolgende periode manifest. Universiteiten worden door ministeriële beschikkingen gereorganiseerd wat een stroomlijning van het bestuursapparaat inhoudt waarbij efficiency het wint van democratie. Studentenorganisaties stellen zich te weer, gaan in overleg, overleg dat niets oplevert. Het beeld van de Franse opstand uit 1968 staat een ieder nog voor ogen. Bezetting van de universiteit is op de lippen. De ASVA (Algemene Studenten Vereniging Amsterdam), doet wat pogingen om tot bezetting van het bestuurscentrum, het Maagdenhuis, te komen, maar ziet er bij de minste tekenen van inzet van politie vanaf. Nieuwe losse verbanden van studenten, scholieren en werkende jongeren stellen uiteindelijk de daad, ‘directe actie’, bezetting van het Maagdenhuis mei 1969. Voorzitter Johan Middendorp van de ASVA is “verbaasd” als hij van de geslaagde actie hoort en spoed zich naar het Maagdenhuis, zoals Lenin in 1917 in allerijl van Zürich naar Sint Petersburg de trein nam nadat de machtsovername al een feit was.

SFA001007724

20 mei 1969. Ed van Thijn op de rug gezien, pleegt ruggespraak met drie bezetters van het Maagdenhuis. In het midden Johan Middendorp voorziter van studentenvereniging ASVA, rechts Adje…

Ook Adje en Rob Stolk zijn bij de bezetting betrokken, Rob neemt met een aantal andere ‘typografen’ de huisdrukkerij van het Maagdenhuis over… een stroom van pamfletten is het resultaat. Er is een foto (gedateerd 20 mei 1969 van de hand van Ed van der Elsken) waarop Adje te zien is in het raam van het Maagdenhuis samen met ASVA voorzitter Middendorp, plus nog een andere bezetter waarvan ik de naam niet ken. Zij spreken met Ed van Thijn (toen 2e kamerlid PvdA), die op straat staand, zegt te komen onderhandelen over het opgeven van de bezetting (zeker niet zijn solidariteit komt betuigen). Wat er daar besproken is weten we enkel van horen zeggen. Geen bandrecorder in de buurt, laat staan al die videocamera’s die we nu hebben. Zeker is dat Middendorp, die verslag doet aan de algemene vergadering van de bezetters, maar ten dele verslag doet van wat er bij dit ‘raamgesprek’ gezegd is. Onder druk van de studentenbonzen zwichten de bezetters voor dreiging met staatsgeweld. Wel wordt er passieve weerstand geboden en worden alle bezetters stuk voor stuk het Maagdenhuis uitgesleept door politie en marechaussee. De studentenbezetters komen er met een boete maar zonder strafblad vanaf (de autoriteiten zijn beducht voor een te groot aantal geknakte studentencarrières), de niet studenten uit alle maatschappelijke geledingen (typisten, kantoor- en magazijnbedienden, kunstenaars, huisvrouwen, bouwvakkers, werklozen) worden minder coulant behandeld. Rob Stolk is trouwens de enige die een gevangenisstraf moet uitzitten omdat hij consequent weigert deemoedig in de rechtbank te verschijnen of de hem opgelegde boete te betalen.

Vanuit onze groep, waarin ook Adje zat, werd nog tijdens de Maagdenhuisbezetting een pamflet opgesteld aan de bezetters, waarbij – in de trant van die tijd – een hele tris namen van min of meer imaginaire organisaties stond: “federatie van onafhankelijke vakgroepen, drukkersbelangengroep, woningburo de kraker, gedecentraliseerde filmgroep, vrienden van het onafhankelijke lied.”
De tekst ging wel wat verder als een roep om meer inspraak zoals in de meeste pamfletten van de inmiddels door de studenten-vakbondsbonzen gecontroleerde bezettingsactie, zo lees ik (in de database van Amsterdamse pamfletten van Frans Panholzer gedateerd op 18 mei 1969) deze samenvatting:

“Wij zijn solidair met jullie bezettingsaktie, omdat iedere bezetting ontkenning van bezit is. Hoed je voor studenten-vakbondsbonzen, die deze aktie alleen misbruiken om tot een betere onderhandelingspositie te komen met de marionetten van de machthebbers. Zij maken deze aktie tot díe vernieuwing, die het sisteem nodig heeft om de bestaande verhoudingen te kontinueren. Bevrijdt je uit dit isolement. Bevrijdt je van de door de (studenten)pers opgedrongen leiders, van je privileges als student. Praat niet over het haalbare binnen het sisteem: verwerp het sisteem. Houdt de macht aan jezelf, vorm je eigen aktie-komitees. Delegeer niet, maar diskussieer en kommuniseer. Ken de Algemene Vergadering geen beslissingsrecht en beslissingsmacht toe, maar laat de algemene vergadering een voortdurende konfrontatie van ideeën zijn.”

Het is een tekst die wij – zoals meestal in die tijd –  collectief geschreven hebben, een tekst die in weinig geschiedbeschrijvingen van het jaar 1969 aangehaald wordt. Het ademt vooral de geest van de radicale bezettingscomités in Frankrijk, zoals die van het Comité Permanente de l’Occupation de Sorbonne in mei juni 1968, waarbij compromisloze ‘situationisten’ van zich deden spreken. Wij zijn ons bewust van dat wat in het Franse politieke jargon ‘récuperation politique’ heet, de kaping, omdraaiing, verdraaiing tot in het tegendeel… ‘inkapseling’ is het Nederlandse woord hiervoor.

Aldus geschiedde. Tegen straatdemonstranten en Maagdenhuis-sit-in-bezetters werden knuppels, traangas, arrestantenwagens en gerechtelijke vervolgingen ingezet. Dit leverde voor hen, die in opstand kwamen, buiten grote frustratie niet meer op dan een soort tandeloze inspraak van studenten bij het universiteitsbestuur.

Niet veel later zijn wij verbonden door het ‘imago’ van Woningburo de Kraker weer actief en dan met een bezettingsactie direct ten behoeve van onszelf, want dat is de basis idee en kracht van de kraakbeweging: LOS JE EIGEN WONINGNOOD OP!

De bezettingsactie is in de Damstraat, verdiepingen van een pand boven een bakkerij waarvan de woningen aan de woningvoorraad onttrokken zijn ten behoeve van de uitbreiding van een hotel. Je zou anno 2018 zeggen dat deze actie waarbij woningnood en toeristenindustrie als verband houdende begrippen aan de orde komen, bijkans visionair is. Ik geef hieronder het hele pamflet in facsimile weer en je leest hoe ook de onderdrukking van het verzet van de Maagdenhuisbezetting er nog in doorklinkt. Eerst echter de gehele foto die in het tableau voor Adje verwerkt is. Opname van Pieter Boersma en een aparte foto van een handgeschreven manifest op de voordeur van de opgang naar de bovenwoningen [klik op foto’s voor een grotere versie].

De kraak in de Damstraat was niet de eerste actie van Woningburo de Kraker, de eerste was in de Nieuwmarktbuurt op 21 december 1968 het waren de bovenverdiepingen van het pandje Keizersstraat 1, waar toen een kapper zat. Die actie werd nog voorbereid in de kantine van de Academie voor Bouwkunst aan het Waterlooplein. De actie mislukte, zo ook de volgende poging in de Dapperbuurt in de Van Zesenstraat, de daaropvolgende begin februari 1969 in de zelfde buurt, Wijttenbachstraat, was wel succesvol en hield stand tot oktober 1969. Samen met filmacademie student Ruud Schuitemaker maakte ik over die actie destijdss een radio-documentaire voor het jongeren-programma Sjook van Theo Stokkink. Die documentaire kan on-line beluisterd worden…  De eerste stem die je hoort is die van Tom Bouman die de tekst van Provo’s Witte Huizenplan voorleest.

PBA 1263-30-07-'69

Op het balkonnetje boven van links naar rechts: Pieter Kuyper, Adje Leefland, Rob Stolk, Carolien.., Pieter Niers. In het raam verdieping eronder het zusje van Saar Stolk Hennie met …. ik weet het niet meer, volgens Saar Stolk is het misschien Tanja Bodijn. Links onder op de rug gezien Josien Eissens. Adje – op het balkonnetje – houdt een hijstouw vast.

PBA 1263-4-07-'69

x

Het pamflet van de Damstraat bezettingsactie

Fpam_1969_05_18_02_Zimmer-mit_Frühstück

=============
Het is deze terugblik op een halve eeuw terug, die kan verduidelijken wat mij met Adje verbindt in het heden, die doet begrijpen hoe gelukkig het mij maakte om in de afgelopen twee jaar Adje weer regelmatig te zien en te spreken. Wij waren elkaar sinds het midden van de zeventiger jaren half uit het oog verloren nadat we nog tijdens de acties in de Nieuwmarktbuurt enkele jaren gezamenlijk aan het maken van publicaties, zoals het Amsterdams Weekblad, gewerkt hadden.
Nu waren Adje en zijn vouw Anneke (46 jaar bij elkaar) betrokken bij het verwerken van het archief van een gezamenlijke vriend, de architect Dik Tuijnman (1937-2016). Dik kan als kampioen ‘onorde’ aangemerkt worden, dus het was niet met een paar dagen hand en spandiensten te regelen. In zijn woning kwamen we met een groepje van vrienden van Dik Tuijnman regelmatig samen om de chaos om te vormen tot bewaarbare orde. ‘Praten en breien’ karakteriseerde die bijeenkomsten, waarbij het middel – de archiefgroep – ons bij wijle belangrijker voorkwam dan het doel.

IMG_3880

Van links naar rechts: Frank Smit, ikzelf, Adje, Marijke Groeneveld, Anneke.

Met Adje had ik die mooie ervaring van als je iemand uit het verleden tegenkomt en je direct de draad weer weet op te pakken, met elkaar een gesprek voortzettend alsof die hele tijd ertussen nooit bestaan heeft. Vertrouwd was mij zijn zachte intonatie, de wat lijzige spraak, niet enkel bedachtzaam, maar ook overgaand naar plotseling spontane invallen. Zo maakte ik die laatste foto van hem terwijl hij op thema gesorteerde boeken van Dik Tuijnman heel netjes met een touwtje erom bundelde. Het was aangenaam warm in die grote kamer met een mooie inval van zonlicht door de grote ramen van de beletage van Sarphatistraat 29, in het huis van Dik Tuijnman, nu van zijn dochter Karen. Was het serendipiteit, georganiseerd toeval, dat de titel van het bovenste boekje op de stapel die hij onder handen had was: “TOUWverbindingen”?

IMG_2503

Mij kwam – verleden week – bij horen van zijn onverwacht overlijden het Duitse zinnetje in gedachte..

Der Faden is gerissen

Tjebbe van Tijen 13 december 2018


Read Full Post »

Evelien-Gans_1951-2018
EVELIEN GANS overleden op donderdag 19 juli, “een depressie” schrijft het NRC zonder verdere uitleg, de rest is aan ons om te gissen… (*)
Ken haar uit de midden zeventiger jaren, ze was een kraakster actief in de Amsterdamse Oosterparkbuurt en radicale acties waren haar niet vreemd. Herinner me – al te vaag – debatten in krakerskringen met haar over de mate van ‘compromisloos handelen’…
Dat alles kwam tot bedaren met de jaren, wel bleef dat krakers breekijzer in overdrachtelijke zin in haar wetenschappelijk werk terugkomen, nu als publiciste en onderzoekster. Herinner mij hoe zij in het debat rondom de moord op Theo van Gogh en het het antisemitisme element daarin een stellingname had die mij beviel (**)…
Nog maar kortgeleden kocht ik het eerste deel van haar dubbel biografie van Jaap en Ischa Meijer… Moet bekennen dat ik het forse boek nog niet geheel uitgelezen heb, maar wat ik las heb ik zorgvuldig gelezen en mij beviel de fijnheid van de documentatie die ten grondslag ligt aan haar historisch betoog… nee niet een boek om ‘in een ruk uit te lezen’, in tegendeel proevend lezen en voortdurend doorbladerend naar het notenapparaat. Jaap Meijer is mij al heel lang dierbaar en haar onderzoek geeft meer dan een ‘enkelvoudige waarheid’ over wat hem overkwam en hoe hij handelde… zo hoort geschiedenis te zijn.
Nu moeten we het doen met wat zij aan geschriften heeft nagelaten. Haar gedrukte meningen kunnen we nalezen, maar er komen geen verrassingen meer bij, geproduceerd met haar werktuigen: breekijzer en pen.
~
(*) Het NIOD publiceerde een in memoriam van Frank van Vree, waar te lezen staat dat Eveline zelf een einde aan haar leven gemaakt heeft: “Het bericht, dat zij haar leven heeft beëindigd, komt dan ook hard aan. Ze was nog zo veel van plan, we hadden haar nog zo nodig, ook al was ze sinds anderhalf jaar officieel pensionada.”
https://www.niod.nl/nl/nieuws/een-geengageerde-wetenschapper-in-memoriam-evelien-gans

(**) Een citaat uit het hoofdtsuk ‘Theo van Gogh als fenomeen’ in het haar boek ‘Gojse nijd & joods narcisme – Over de verhouding tussen joden en niet-joden in Nederland’ (1994):
“Theo van Gogh en de redactie van Propria Cures antisemieten? Dat is uiterst aanvechtbaar: hun agressie richt zich immers niet tegen joden in het algemeen, noch roepen zij op tot een al dan niet georganiseerde jodenhaat. Maar onmiskenbaar is dat zij op het randje balanceren – daarvan getuigen ook de steeds wisselende uitspraken van de rechterlijke macht. Als trendy schenders van het taboe flirten ze met het antisemitisme – met name in hun gebruikmaking van stereotypen – en het doelbewust kwetsen lijkt tot levenshouding versteend.
Het blijft intrigerend waarom Theo van Gogh zo populair is en zijn ster nog steeds rijzende, terwijl in zijn schrifturen iedere week dezelfde vijanden en vrienden figureren, dezelfde metaforen en scheldwoorden worden gebruikt, op dezelfde hitsige toon gezongen: Van Gogh is als een statisch personage in zijn eigen film. Het is echter duidelijk – het werd al eerder gesteld – dat hij in een behoefte voorziet. En zoals het een rebel without a cause betaamt, wordt hij geïmiteerd: in zowel Propria Cures en Nait Soez’n als in het obscure Groningse blaadje Reactie (waarin de hoofdredacteur Bart Croughs joodse schrijvers er ondermeer van betichtte naarstig op zoek te gaan naar ‘hun eigen holocaust’) is de invloed van Van Gogh herkenbaar.”
De hele tekst is publieklijk beschikbaar op dbnl
https://www.dbnl.org/tekst/gans007gojs01_01/gans007gojs01_01_0005.php
~
NB haar portretfoto die ik uitknipte is gemaakt door Ernst Coppejans voor een speciaal nummer van Vrij Nederland (digitaal) [ https://www.vn.nl/evelien-gans-in-memoriam/ ]; de boekenkast is een foto van de website van het NIOD waarbij haar naam voorkomt.

Read Full Post »

CECIL TAYLOR 1929 – 2018

Cecil-Taylor_1929-2018_tt44

1960 was het en mijn oren waren al een beetje gewassen door het grijs draaien van bebop platen: snelle riedels, dwarse akkoorden, huppelende tempi wisselingen; Charlie Parker, Art Tatum, Thelonius Monk… daarna kwam Ornette Coleman die “The shape of Jazz to come” verkondigde met het snerpende geluid van zijn plastic saxofoon. Het was in dezelfde tijd dat “The world of Cecil Taylor” de onze binnendrong met razendsnel kruiselings gehamerde motiefjes, nu eens hoog de lucht ingeslingerd, dan weer met voetpedaal de grond in gestampt… Cecil Taylor, mijn nieuwe held die ik nooit in echt heb horen spelen, maar des te meer gedraaid heb op mijn draagbare pick-up in de jaren dat ik als jonge kunststudent steeds maar van woning en woonplaats verwisselde….

Het deed me terugzoeken naar wanneer hij dan wel voor het eerst in Nederland optrad en dat was zo te zien in 1967… mijn vriend Pieter Boersma was erbij toen in een Hilversumse radiostudio Taylor een soort master-class gaf, georganiseerd door onze eigen radio-hoogpriester van de jazz Michiel de Ruyter… [niemand heeft die sessie destijds opgenomen, zo blijft er enkel beeldmateriaal in het archief van Pieter Boersma] Hij stuurde mij zojuist een aantal foto’s van de workshop in de AVRO studio in augustus 1967 waarvan ik er hier twee plaats…

Cecil Taylor ,Han Bennink Hilversum 08-1967

Cecil Taylor met Han Bennink, AVRO stuio augustus 1967 (copyright Pieter Boersma)

Cecil Taylor Avro studio Hilversum 08- 1967

Cecil Taylor, AVRO studio, augustus 1967 (copyright Pieter Boersma)

Vond drie interessante krantenstukjes (op delpher.nl staan er meet, aak enkel aankondigingen) van dat jaar en een ieder die zijn muziek herinnerd en een halve eeuw terug in de tijd wil gaan, mag ik deze aardige documentatie niet onthouden (ik laat de door de computer gelezen (OCR) krantenversie ongewijzigd):

Het Parool 28/06/1967:
Cecil Taylors avapt-garde GEBROKEN PIANOSNAREN IN WORKSHOP
(Van een onzer verslaggevers) AMSTERDAM, woensdag. — Jk gooi het hele programma om”, roept Boy Edgar.-„Je kunt na Cecil Taylor niemand anders meer laten spelen. Hij moet maar als laatste voor de pauze’ optreden.” In AVRO Studio 1 heeft pianist Cecil Taylor zojuist bijna een uur achter de vleugel gezeten. De resultaten zijn velerlei: er zijn twee snaren gebroken, Cees Slinger (pianist van Boy’s Big Band) is weggelopen, de rest van het publiek zit verwezen voor zich uit te staren, totaal ondersteboven van het muzikale krachtsvertoon van de 34-jarige Amerikaanse jazz avant-gardist.
Taylor zelf zet zijn donkere bril weer op. reageert met een korte hoofdknik op het aarzelende applaus en loopt onbewogen terug naar de stoel op de achterste rij. waar hij de hele avond, roerloos heeft zitten luisteren naar de prestaties van de beste Nederlandse avant-garde-combo’s (Misja Mengelberg met Willem Rreuker, Nedlv Elstak, Dick van der Capellen). De eerste dag van de workshop, bedoeld als voorbereiding op de jazz-concerten van donderdag in het Amsterdamse Concertgebouw en zaterdag in de Rotterdamse Doelen, is met een overdonderende climax besloten. Later op de avond zullen Misja Mengelberg en Cecil Taylor nog een lang gesprek voeren, maar pianiste-vocaliste Judy Roberts — een 22-jarig meisje, dat in Chicago door Boy Edgar is ontdekt — is na een half uur nog niet bekomen van d<> schokwerking, die Taylors muziek op haar heeft gehad. Met het hoofd voorover en haar handen bij de oren zit ze verbijsterd aan een tafeltje in een Hilversums muzikantencafé.
CECIL TAYLOR blijkt een welbespraakt en uiterst intelligent man; alleen op vragen over zijn eigen muziek reageert hij terughoudend. ~Heb ik al die pianisten de stuipen op het lijf gejaagd? Nou. dat spijt me dan”, verklaart hij met een malicieuze glimlach. „Wat kan ik eraan doen? Het is htin probleem”. Anders dan veel andere Amerikaanse jazz-musici, die naar Europa komen, heeft Taylor weinig illusies over de mogelijkheden in ons werelddeel. „In Europa krijg je makkelijker de beschikking over goede instrumenten en faciliteiten van radiostations:, maar verder zijn de problemen dezelfde als in Amerika”, zegt hij, „alleen zijn de tegenwerking en de discriminatie, die je in New Vork ondervindt, veel sterker, veel slimmer ook, dan hier. Maar je hebt daar dan ook de mogelijkheid om er meer tegen te doen, om er kracht en inspiratie uit te putten”.
~
Martin Schouten in het Algemeen Handelsblad 30/6/1967:
Cecil Taylor: Pianist van uitzonderlijk niveau
%OALS alle grote jazzmusici is de Amerikaanse pianist Cecil Taylor iemand die uit veel uiteenlopende invloeden een onmiskenbare eigen stijl heeft opgebouwd. Maar in Taylors spel klinkt, in tegenstelling tot dat van veel van zijn voorgangers en tijdgenoten, niet alleen de hele jazztraditie mee, maar ook een groot deel van de Europese traditie (grofweg: van Chopin tot Stockhausen). Gisteravond, in de grote zaal van /iet concertgebouw, waren het vooral Liszt en Ravel die Taylor duidelijk ravitailleerden: virtuose oktaven- en tertsenpassages, fel ratelend vingerspel, terwijl het ontbreken van een duidelijk melodisch verloop èn Taylors harmonische en ritmische stoutmoedigheid associaties op riepen met Scriabinetudes
HET jazzmatige aan Taylors spel was minder manifest, althans niet in die zin dat even duidelijk uit het werk van bepaalde jazzmusici of uit bepaalde genres was geput. Maar het improvisatorische karakter van zijn spel en vooral de enorme emotionele inzet waarmee hij musiceerde stempelden Taylor’s drie kwartier durend recital tot een onmiskenbare Jazzsolo. Een solo, het enkelvoud is geen vergissing, want het hele recital was gewijd aan de uitvoering van één werk: Carmen with rings. Een stuk dat gebaseerd is op twee motiefjes en dat bestaat uit een min of meer vastgelegde doorwerking, die in dezelfde gedaante voortdurend weer opduikt, en een serie geïmproviseerde variaties; de opbouw is zo ongeveer die van Moussorgky’s Schilderijententoonstelling. Werd die doorwerking op den duur wat monotoon, de in grote spanningsbogen verlopende variaties zaten
voortdurend vol verrassende vondsten. Zelfs het metalige getinkel van de in de eerste minuten gebroken piano-snaar (Taylor is een typisch Amerikaanse virtuoos van het type Van Cliburn) werd ogenblikkelijk op een logische manier in de improvisaties geïntegreerd. VEEL meer valt er na twee maal horen — de besloten uitvoering van hetzelfde werk, maandag in Hilversum, viel trouwens totaal ‘anders uit: Bartökachtig en met veel boogieen blues-ingrediënten — niet over te te zeggen. Het werk is zo rijk dat het eenvoudig nog niet te overzien is. Taylors unieke positie in de jazz (de grootste pianivirtuoos uit de hele geschiedenis van de muziekvorm, de belangrijkste animator van de huidige avant-garde, de meest meeslepende improvisator sinds Parker en Monk) werd overigens ondubbelzinnig bevestigd
door dit optreden, het eerste in Nederland. Voor een zeer slecht bezette zaal, merkwaardig genoeg, die na afloop van het recital een zeldzame combinatie van vermoeidheidsverschijnselen, uitbundig enthousiasme en verbijstering vertoonde. , Dat de rest van het programma wat bleek afstak naast deze gebeurtenis spreekt haast vanzelf. De pinao-solo van Taylor werd omlijst door een optreden van Boys Big Band, in vertrouwde repertoire-stukken en een nieuwe Loevendie-compositie, van de pianiste Judy Roberts — erg vrijblijvend, technisch heel zwak — een gelegenheidscombinatie met een aantal bekende Nederlandse musici en de sax-sectie uit de Big band. Bij de solisten blonk vooral altsaxofonist Piet Noordijk uit; als vanouds. De nieuwe Loevendie-compositie, Taburuh geheten, verdient meer dan alleen maar gesignaleerd te worden; hopelijk is er
binnenkort gelegenheid uitvoeriger op dit werk in te gaan. Zaterdagavond wordt dit programma in de Rotterdamse Doelen herhaald, althans het niet geïmproviseerde gedeelte. M. SCHOUTEN


Ref: gebruikte beeldelementen:
– Foto Cecil Taylor in het Amsterdamse Concertgebouw in 1987 (Pieter Boersma).
– Screenshot van video op Youtube ter gelegenheid van een een manifestatie ter ere van Cecil Taylor in het Whitney Museum in New York, 2016.
– Score (een transcriptie bij benadering, want Taylor behoeft een eigen methode van notatie om de complexiteit weer te geven) van een piano-concert door Cecil Taylor in de zeer technische, en even interessante studie ‘Cecil Taylor: Life As . . .Structure within a free improvisation’ van Kaja Draksler, Trboje, Slovenia, june 2013, p.63.
Hier te downloaden: http://www.kajadraksler.com/Taylor.pdf
– Record sleeve (oktober 1960) “The world of Cecil Taylor” (dimmed in background)… a public version of that record can be listened to via Youtube…


Tot slot nog een toegift over de receptie van Cecil Taylor in Nederland in de vroege zestiger jaren… een interview uit 1962 in het Vrije Volk met Misja Mengelberg door Ben Bunders.

AMSnote6269.07

De vernieuwingen die zich in de jazz aan ‘t voltrekken zijn, volgt hij op de voet. ‘Er is wat betreft de piano een lijn in de jazz te ontdekken-die loopt van Duke Ellington over Thelonirus Monk naar Cecil Taylor. Ellingtons muziek, die aanvankelijk keurig de harmonieleer volgde, begon de opeenvolging van het geluid aan te tasten: klanken of klankgroepen kwamen, geïsoleerd te staan, omringd door stilten.
Bij Monk, met John Coltrane (tenorsax) en Ornette Coleman (altsax), de bekendste vernieuwers van de jazz in deze tijd, is deze ontwikkeling veel duidelijker hoorbaar. Schrille met emotie geladen klanken. verscheuren als kreten de stilte.
Cecil Taylor ten slotte, hier weinig bekend, gaat nog. verder dan Monk in het afbreken van de melodie, zijn aanslag is kort en fel, klanken en klankgroepen staan asymmetrisch ten opzichte van elkaar. (mijn benadrukking tj.)
Zijn gedachten’ aarzelend formulerend, moeilijk pratend, naar. woorden zoekend, probeert hij duidelijk te maken hoe de jazz zich naar zijn mening ontwikkelt.

http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010953679:mpeg21:a0347

Read Full Post »

AMSnote6224.03

activist, afficheur, performer en poëet, pamflettist, publicist en voor ik het vergeet: verzamelaar en antikwaar, dat is… wat hij deed

Tjebbe van Tijen 16 juni 2010 (overgeplaatst naar The Limping Messenger op 17/2/2018)


Bij schrift van 23 januari 2015
—-
Dit is een prent die ik in de maand juni van 2010 maakte voor mijn toen net overleden vriend Steef Davidson. Het was de bedoeling dat deze prent als losse bijlage bij het buurtblad van de Nieuwmarktbuurt Amsterdam ‘OpNieuw’ uitgegeven zou worden. Daar is het nooit van gekomen, omdat de redactie van het blad in die tijd, met name Piet van Harn, vond dat er al te veel overlijdensberichten in het krantje stonden… ook werd een losse bijlage als een ‘slecht idee’ gezien. Heb destijds zelfs nog aangeboden om de drukkosten zelf te betalen en ook het vouwen en inleggen van dit affiche (A2 formaat) te willen regelen (ouderwets ‘verzamelen, vouwen en rapen’ van kleine blaadjes door de redactieleden zoals wij gewend waren in de zestiger en zeventiger jaren van de vorige eeuw. NEEN, de met de jaren wel wat autoritair geworden informele hoofdredacteur Van Harn wilde het niet…. Herinner me nog dat ik hem door de telefoon toebeet “burokraat!.” Nu kon Piet wel tegen zo’n mentaal stootje als vol continu actievoerders in het begin van de zeventiger jaren waren wij gehard in de strijd met de mond. Zo niet het lichaam van Piet, dat gaf het slechts enkele maanden na dit incidentje op en aan mij was de droeve taak een ‘in memoriam’ Piet van Harn (1946-2010) voor dat zelfde buurtblaadje te schrijven (er staat nog een on-line verzie op mijn blog)
limpingmessenger.wordpress.com/2010/10/19/piet-van-harn-1…

Ik moet bekennen dat ik destijds het maar het laten lopen met dat affiche… heb toen wel een kleine web-site (die zie je ook aangekondigd op dit affiche; het web-adres is inmiddels veranderd zie onderaan) voor Steef Davidson gemaakt en dat hebben veel van zijn vroegere vrienden en kennissen wél gezien.

Nu kwam Steef mij weer in de herinnering toen ik hoorde van het overlijden van de striptekenaar Peter Pontiac, die ik zelf niet goed gekend heb, maar wiens werk ik via Steef ontdekte… waarbij vooral Pontiac’s zijn verbeelding van heroïnegebruik mij destijds (1977) sterk aansprak.

Maakte aldus een herinneringspagina met bijschrift voor Peter Pontiac, met een verwijzing naar de In Memoriam pagina van Steef en moest toen terugdenken aan dat affiche… dat ik zonet terug vond op één van mijn vele harde schijven hier… en, aangezien de doden geen haast hebben plaats ik deze herinneringsprent voor Steef alsnog hier op mijn Flickr-news-tableau pagina… Steef zijn vrouw, Jettie Suykerbuyk-Wagenaar is gelukkig nog steeds in goede gezondheid.. je ziet haar hier als klein meisje uit het raam hangend met haar moeder op de bovenverdieping van de CasaBlanca op de Zeedijk en als rokende tiener hipster in de Lucky Star (dancing bij het Leidseplein) en samen met Steef op de Nieuwmarkt begin 1970.

De in-memoriam pagina van Steef staat hier
imaginarymuseum.org/InMemoriam/SteefDavidson/

De in-memoriam pagina van Peter Pontiac staat hier
imaginarymuseum.org/InMemoriam/PeterPontiac/

De verwantschappen tussen beiden worden vanzelf duidelijk… zo schreef op Facebook één van Pontiac’s vrienden of vriendinnen over hem als de “Robert Crumb van de Lage Landen”… nu als je niet weet wie Crumb is dan bevind je je op de verkeerde web-pagina….

Read Full Post »

This content is password protected. To view it please enter your password below:

Read Full Post »

ARMAND: “…spaced out als ik”
uit een liedje “Ben ik te min…” ooit gelanceerd door Philips/Fontana records in Eindhoven (die zijn pleidooi voor softdrugs niet waardeerde)
ArmandSpacedOutAlsIk
Zijn final high en mijn eerbetoon voor een dwarszinger (mijn softdrugs liggen meer in het bereik van franse kaas en japanse sake, maar ieder het zijne, zolang er maar niet onder mijn raam op een hashterras gehinnikt wordt door de stoonde italianen; ik vind dat hash stinkt, een ander weer kan niet tegen de geur van een uitgelopen frans kaasje).


Dan nog even een check van mijn bronnen… de strofe die ik hier aanhaal komt van een Youtube filmpje met een re-take in 2005 van zijn eerst hit uit 1967 :ben ik te min…”, waarbij dit deel van de oorspronkelijke tekst gewijzigd is, in plaats van
“Je bent nu net zo idealistisch als ik maar, hoe wil je het in godsnaam anders gaan doen?”

zingt hij
“Je bent net zo spaced out als ik en hoe wil je dat in godsnaam anders dan?”

‘spaced out’ is een weinig vaststaand begrip:
Mettriam/Webster:
– “dazed or stupefied by or as if by a narcotic substance : high” of
– “of very strange character : weird”
The Urban Dictionary has this odd statement:
– “1) Absentmindedness in the form of a personality trait.
Note 1: People who are spaced out are usually considered to be stupid by their peers, although often these people are actually very smart.
– Note 2: Incorrect usage of this term has been applied to people on drugs. There are terms for that, so do not to confuse them with “spaced out.”
Cambridge dictonaries on-line:
– “Someone who is spaced out is not completely conscious of what is happening, often because of taking drugs or needing to sleep”

Dus we wen niet echt wat Armand bezielde in 2005, wel dat hij na zijn eerste hit bij Fontana/Philips van label veranderde om te kunnen zingen wat hij wilde en uiteindelijk zijn eigen platen ging produceren….
Hij begon als en bleef een protestzanger, heel zijn leven.. begin dit jaar nog trok hij naar het bezette Maagdenhuis, laat ik dit fraaie statement citeren van een VPRO uitzending/web pagina uit juni dit jaar:

“Het werd godverdomme weer eens tijd, zeg”, zegt hij. “Sinds de bezetting van ’69 hebben we genoegen genomen met repressieve tolerantie. Het is een vruchtbare strategie gebleken van de bestuurders: net doen of je meebeweegt, maar stukje bij beetje de kraan steeds verder dicht draaien. Het heeft ons gemaakt tot wat we nu zijn: een stelletje bange zeikerds. Juist daarom was het zo fantastisch om te zien dat de studenten eindelijk durfden. En toch zag je ook dat ze hartstikke bang waren. Ze durfden niet eens te roken binnen. Tegen mij zeiden ze het ook: je moet buiten blowen. Ik heb gezegd: no blow, no show.”

2015: Anders dan in 1967 wordt hij niet meer door Philips gelanceerd, maar door zichzelf in een final ‘space-out’.

Wie zijn jongste foto’s van zijn te vroege oude dag bekijkt ontkomt niet aan het zilvergrijs laten uitgroeien vanaf zijn kruin van de henna waarmee hij decennia lang zijn lange haren verfde… deze groeiende vergrijzing was als een voorbereiding op een ander bestaan, in ‘outer space’.

Read Full Post »

Illustration of the “Erlkönig” by Ernst Barlach (1870-1938); artist signed photograph of Fischer-Dieskau dating from the early fifties; radio is a Philips BX360A produced in period 1946-1947 as we had in our living room, also called “zingende plank” (singing board (slice of timber) as the front was made of recycled wood covered with woven textile. Click picture for full view…

Dietrich Fischer-Dieskau (1925-2012) (*) died today… and in my head I hear his Schubert version of Goethe’s ‘Erlkönig’ (Elf-king) as I heard it often as a boy on the radio:

 “Mein Vater, mein Vater, und hörest du nicht,

Was Erlenkönig mir leise verspricht?” –

“Sei ruhig, bleibe ruhig, mein Kind;

In dürren Blättern säuselt der Wind.”

(“My father, my father, and don’t you hear

What the Elfking quietly promises me?”

“Be calm, stay calm, my child;

The wind is rustling through withered leaves.”)

In the end the father racing with his horse through the darks woods, notices that his son – who was ill and hallucinating seeing beings his father did not see -has died in his arms…

 Dem Vater grauset’s, er reitet geschwind,

Er hält in Armen das ächzende Kind,

Erreicht den Hof mit Müh’ und Not;

In seinen Armen das Kind war tot.

(It horrifies the father; he swiftly rides on,

He holds the moaning child in his arms,

Reaches the farm with trouble and hardship;

In his arms, the child was dead.)

The word “tot” that ends the song, hardly been pronounced by the mouth of Fischer-Dieskau, is dramatically cut off by his lips in a split of a second.

I am listening now to the song again, but not on the radio but on the music streaming service of ‘spotify’ (**) and so  we will keep hearing Fischer-Dieskau’s voice through the never “withering leaves” of our digital age.

—–
(*) And.. yes I know Dietrich Fischer-Dieskau had to join the Hitler Jugend when he was 10 years old, like all German boys of that time, and yes he did perform during the war in Berlin, his first public concert, which is common knowledge, but better to say in these days, far removed from World War II, in which some people may be more touchy than their parents about an unescapable past. The Guardian has a very nice 2005 interview by Martin Kettle on-line with Fischer-Dieskau from which I quote the war passage here:

Fischer-Dieskau was, is, and will always be a Berliner. He has lived through some of the great city’s best times and most of its worst. This most refined and intelligent of artists began his career in circumstances from hell. In early 1943, aged 17, his first public performance of the greatest of all song-cycles, Schubert’s Winterreise, given in the town hall of the Berlin suburb of Zehlendorf, was interrupted by the RAF.

 “We had a terrible bombing of the city that day,” Fischer-Dieskau recalls, “and the whole audience of 200 people and myself had to go into the cellar for two-and-a-half hours. Then when the raid was over we came back up and resumed.” I ask him whether he can remember where in the cycle he began again. “It was Rückblick [Backward Glance],” he grins. “So we looked back to the part already completed.”

 As a conscript soldier he was captured by the Americans in Italy in 1945 and spent nearly two years as a prisoner-of-war. “I believe it forces you to straighten out your thinking at an earlier age than you would otherwise do,” he says. “You have to survive. You have to stay focused, otherwise you will not live. That was my first thought.”

 It was this German experience of suffering and war that partly led Benjamin Britten to invite Fischer-Dieskau to sing in the historic premiere of his War Requiem in Coventry Cathedral in 1962. Britten’s letter – “with great temerity I am asking you whether you would sing the baritone” – tells us something both about the composer and about the grandeur that Fischer-Dieskau had attained in the musical world by then. But Fischer-Dieskau’s memories of the event are mainly about Britten’s nerves.

(**) this is a paying service for subscribers at a small fee, a different version can be heard and seen on youtube all with the last word ‘tot’  and a last chord by the piano (this version, especially the ending, differs from the recording I listened to on ‘spotify’; each performance by Fischer-Diskau must have differed and his mastery must have laid in his ability of recreating a composition in so many ways).

Read Full Post »

stem uit de groef

Mijn stem mag met mij / een heel leven mee

Met èh mocht ik beginnen,

en deze stem draagt mij verder,

maar hoe zal ik eindigen?

Zal ik krachtig stervende verzen stamelen, vloeken —

of seniele kreten slaken?

Dit is Simon nog met een lichte jonge stem – nog niet door rook bevloerst – gevat op een klein grammofoonplaatje uitgegeven in 1960 door Querido. VPRO Radio heeft de volledige opname + tekst op haar web site gezet… een thema dat bijna een halve eeuw later terugkomt in de samenwerking met Spinvis. Enkel het spetterende geluid van een echte naald in de groef van een echte grammofoonplaat mist hier, maar wie weet zich dat nog te herinneren?
vinkenoog-hoesje-297x300

Read Full Post »

Simon Vinkenoog (1928-2009) is op weg naar weg en dat zijn wij allen…
Simon kwam op mijn weg in 1966 toen ik belangstelling had voor zijn initiatief voor een  ‘Sigma Centrum’ in Amsterdam (zoals gepubliceerd in het Randstad 12 nummer in 1966 Manifesten~Manifestaties samengesteld door Simon Vinkenoog, naar een idee van Alexander Trocchi “de onzichtbare opstand van een miljoen geesten”). Ik werd uitgenodigd zijn documentatie van nieuwe kunststromingen en andere sociale, religieuse alsook politieke bewegingen te komen bekijken. Mijn eerste bezoek was in in zijn huis aan de Noordermarkt, toen al volgestouwd met betekenisvol papier, gemapt en gerangordend. Knipsel, krant, pamflet, foto, folder, brochure, brief , kattebel en tekening werden onder een zwierig geschreven noemer vereenigd in een map. Mappen regen zich aaneen, verhuisden naar dozen en een groeiend aantal kasten waarvan op een gegeven moment de bovenste plank enkel nog met een laddertje bereikt kon worden. Stapels kranten en bladen vermengden zich met boeken, kussens, lage tafels en ander huisraad  tot het voortdurend in beweging zijnd gezellig informatielandschap dat ook al al zijn latere woningen beheerste. Noordermarkt, Weesperzij, Sarphatistraat, domeinen van de schrijver en huisdocumentalist die met het geheugenwapen – de schaar – dat wat met de waan van de dag vervluchtigt een toekomstwaarde wist te geven: piepkleine politieberichtjes vanaf de vijftiger jaren over drugs in Amsterdam, allereerste happenaars in de States, jazz & poetry, Rimbaud, Artaud, situationisten, raketvaart vanaf Cape Kennedy, hipsters van het Leidseplein, diggers in Zwolle, biodynamisch boeren in Drente, stemmen van gene zijde, kruidenbulletins van Melly Uildert, kosmisch humanisme van Oliver Reiser … Knip, knip weer een gat uit het tableau van de dag, voor een nieuwe samenhang, een ander inzicht…, bewaard voor later. Als er al een beperking was van zijn aandachtsgebied, dan lag dat buiten de perken: les terrains vagues. Simon was niet enkel een knipper, plukker, lezer, vergaarder en bloemlezer, maar tegelijk een vrijgevig doorgever aan anderen van al zijn kennissprokkel. Meervoud is zijn stuwende kracht, wijzen op de overstelpende rijkdom aan mogelijkheden. Daarmee is de opsomming zijn stijlkenmerk, zoals in zijn voordracht – de gestaag toenemende snelheid, die vanzelf tot cadans wordt. Gedichten als dansende kaartenbakken. Romans die zijn eigen dagelijkse leven boekstaven en die je tegelijkertijd als verlokkelijke niet verplichte bibliografie kunt gebruiken. Hoeveel mensen heeft hij zo al niet op een nieuw spoor gebracht? (*)

klik op de foto voor een grotere versie ... click the image for a bigger version

Op deze foto van Pieter Boersma zie je Simon met zijn geheugenwapen: de schaar. Dit is herfst 2006, een opname-sessie ten behoeve van een tentoonstelling over de Nederlands/Vlaamse connectie met de ‘situationisten’ in het Centraal Museum Utrecht. De telefoon van zwaar bakeliet, het Amstel Hotel in het verschiet en op het bureau een nog steeds gevulde dikke kantooragenda. Geen spreekbeurt, geen forum, geen happening was hem te min of teveel, van schoolklasje in de provincie tot televisieshow, van kraakpand met punkdichters tot universitair literair symposium. Veel van die spreekbeurten waren voor de eigen kost en de gastvrijheid die zovelen in de verschillende  ‘huizen Vinkenoog’ hebben genoten. De archieven van Vinkenoog (**) herbergen veel schoolblaadjes,  correspondentie en ander verslagen, waarin met enthousiasme teruggeblikt wordt  op deze – vaak nederige – optredens. Het is een onderbelichte kant van Simon als cultuurspreider van onderop, die bij zijn verscheiden gemeld moet worden, opdat wij in hem eren wat de literaire establishment van Nederland nooit heeft willen erkennen, laat staan belonen.

Klik/Click Scroll voor/for link

klik plaatje hierboven voor boekenkast scroll; het laden van deze scroll kan even duren, naar gelang de snelheid van uw aansluiting. Klik op het beeldvlak om de scroll in gang te zetten, stoppen klik weer. U kunt uw browser – als u een groot scherm hebt – zo breed mogelijk maken en ook desgewenst via de onder schuifbalk de scroll naar een gewenst punt bewegen. De hoogte van de scroll 1: 1 is 740 pixels… desgewenst kunt u via (view) opties het beeld wat vergroten. Zal eens een nieuwe versie maken met meer ‘reoslutie” (detail. Deze scroll dateert al weer van 8 jaar geleden.

Verzamelaars en veellezers omgeven zich – al de electronische wonderen ten spijt – met kasten en kasten vol met boeken en andere herinneringsobjecten die in de loop der jaren zich nabij de boeken op de planken genesteld hebben. Soms heerst er orde op de plank, soms enkel wanorde, meestal een intrigerende combinatie van verwante schrijvers, naastgelegen onderwerpen, half doorgevoerde  op rij gezette classificaties, vrolijke combinaties en dwarse verbanden. De regel lijkt wel te zijn dat, hoe minder systematisch hoe beter de eigenaar gebruiker er de weg in terug weet te vinden. Ons geheugen is immers ruimtelijk en tijdens denken en gesprekken fladdert onze geest over planken, langs banden en door de pagina’s. Nu drie jaar geleden legden wij (***) een stukje van zo’n persoonlijk informatielanschap van Vinkenoog vast en als klein monument voor Simon nodigen wij u hierbij uit met uw eigen associaties langs de planken van zijn boekenkasten te dwalen en zo zijn en uw eigen leven even terug te denken…

Tjebbe van Tijen 11/12 juli 2009 bij het krieken van de nieuwe dag

(*) De beste bibliotheek-catalogus ter wereld worldcat.org geeft 356 titels/hits met Simon Vinkenoog als auteur; Google Books geeft 855 (deels doorbladerbare) boeken en tijdschriften met Vinkenoog als auteur of genoemde persoon; Deze twee links halen een heleboel internet-ruis weg die bij een gewone Google zoekactie opkomen.
(**) Het merendeel van de archieven van Simon Vinkenoog (Collectie Vinkenoog) zijn nu bij het Internationaal Instituut voor Sociale Gschiedenis in Amsterdam (60 strekkende meter archief); ook is er archiefmateriaal bij het Stadsarchief Amsterdam en het Letterkundig Museum in den Haag te vinden.
(***) “Situationisten op drift” een interactieve installatie voor het Centraal Museum Utrecht (Tjebbe van Tijen/Imaginary Museum Projects, i.s.m. Pieter Boersma en Rolf Pixley; 2006/2007)

Read Full Post »