Het democratisch systeem van Nederland is merendeels gegrondvest op burgers die door middel van verkiezingen dat wat “hun macht” genoemd wordt afstaan aan volksvertegenwoordigers van allerlei aard. Dat mandaat, dat afstaan van macht, duurt voor de meeste gedelegeerde machtstructuren om en nabij anderhalf duizend dagen, pas daarna kan een burger weer blijk geven van instemming of afkeuring met wat er in de tijd van zijn/haar verstoken zijn van macht, gebeurd is. Gemiddeld leven burgers zo’n 70 en nog wat jaar en er is vaak een leeftijsgrens waarna men stemgerechtigd wordt, wat neerkomt op zo’n 15 x per leven de kans krijgen om je invloed uit te oefenen voor het kiezen van het landelijk bestuur. Nu zijn er verschillende soorten verkiezingen: Europees, landelijk, provinciaal, gemeentelijk en dan nog wat vaak onduidelijke oproepen om je stem uit te brengen op deelraden, waterschappen en andere vaak tijdelijke initiatieven, die met hetzelfde gemak weer door de overheid zelf afgeschaft worden. Dus laten we het houden op 4 x 15 (even verontacht laten dat de frequentie van Europese verkiezingen wat lager zijn), dat is dan 60 x in je leven heel eventjes macht krijgen om die direct daarna weer te moeten delegeren.

Kiesrecht foto omstreeks 1930 en een affiche voor Algemeen Kiesrecht voor mannen en voor vrouwen van voor 1917, met de toenmalige minister Samuel Van Houten met zijn beperkt kiesrecht voor mannen als een ouderwetse Batavier.
Hoe gestuurd en gemanipuleerd die momenten van meningspeiling, van delegatie van macht, van verkiezingen zijn, wil ik hier even buiten beschouwing laten, omdat het mij er om gaat hier in grote lijnen de oorzaak van regelmatige frustraties over het functioneren van ons democratisch systeem te vinden, die zich met enige regelmaat uit in verzetsdaden van burgers tegen het wettig gezag. Het zijn vertegenwoordigers van dit gezag of goederen die aan hen toebehoren, die door boze burgers dikwijls als doelwit uitgekozen worden. In de berichtgeving hierover wordt meer gesproken over de uitgeoefende agressie en geweld, dan over datgene wat ertoe geleid heeft. Zo ook in een korte oproep tot debat van de discussie-blog over democratie in NRC/Handelsblad van Steven de Jong – waar ik hierbij met gepaste traagheid op reageer. Die discussieoproep gaat over bedreiging van uitvoerende ambtenaren en politieke bestuurders, waarbij meer dan de helft van de gemeentelijke bestuurders in Nederland aangegeven zouden hebben weleens met agressie of geweld geconfronteerd geweest te zijn. Hoe deze cijfers verkregen zijn blijft zeer in het vage, reden voor mij om – als ‘hinkende bode’ – nog wat treuzelend achter te blijven op het publiciteitsslagveld…

Toch is er reden tot zorg, zo blijkt uit onderzoek van het ministerie van Binnenlandse Zaken (BZK). Intimidatie, bedreigingen of fysiek geweld: 69 procent van de burgemeesters en wethouders en 49 procent van de raadsleden zou daar in 2008 mee geconfronteerd zijn. Wildwestsituatie Minister Ter Horst lichtte de cijfers toe op het jaarcongres van het Nederlands Genootschap van Burgemeesters (NGB) in Wassenaar. “Een recent voorbeeld is de wildwestsituatie in Weert”, zei ze. In september waren daar wethouders het doelwit. Een auto werd in brand gestoken, ruiten sneuvelden en er zou zelfs op een huis van een wethouder geschoten zijn. Klik bovenstaand bericht voor een link naar de hele oproep tot reactie.
Wie de eerdere brief van minister Guusje ter Horst aan de Tweede Kamer van 10 november 2008 over “Aanvullende maatregelen Veilige Publieke Taak” en het daarbij behorende rapport “Het Verhaal bij de daad voegen” van augustus 2008 er nog eens op naleest zal zich meer verwonderen over wat er niet, dan wat er wel in staat. Het is overduidelijk dat de pleger van agressie – zoals wij die uit het ons dagelijkse geschilderde nieuws kennen – een naarling en een engerd is, die hard aangepakt moet worden. “Lik op stuk” is in het huidige politieke jargon een frequent gebruikte beleidscode. Het in ogenschouw willen nemen van de achtergronden van een agressieve daad wordt gezien als een verwerpelijk overblijfsel van ‘oude politiek’. De dualiteit van iedere sociale interactie wordt domweg ontkent, ééndimensionaal denken en handelen, dat is wat ‘deze tijd’ vraagt! Het impliciet uitgangspunt in deze beleidsnoties van het Ministerie van Binnenlandse Zaken is dat de “publieke taken” allen volstrekt legitiem zijn, dat zij allen via een feilloos democratisch besluitvormingssysteem tot stand gekomen zijn, dat degenen wier belang niet gediend maar geschaad is daar in zullen moeten leren berusten, waaruit dan volgt dat een ieder die zich tegen de uitvoering van zulke taken durft te verzetten een onmaatschappelijk element is dat harde aangepak verdient. De minster van Binnenlandse Zaken formuleert het zo:
“De dadergerichte aanpak van het programma kenmerkt zich door dit uitgangspunt ‘agressie mag niet lonen’. Immers als agressie loont, faalt de publieke taak. Als de dader met zijn gedrag het (beoogde) effect bereikt en ermee wegkomt, vormt het een bedreiging voor de uitoefening van de publieke taak en het functioneren van de rechtsstaat.”
Dat klinkt voor velen overtuigend, maar ik probeer toch meer dimensionaal te denken en vraag mij af wat dan de steeds weer genoemde ‘agressie’ is, hoe die gemeten wordt en door wie. In de meeste beleidsstukken staan meestal twee woorden dicht bij elkaar: eerst ‘agressie’ en dan ‘geweld’. Vreemd genoeg vind ik in geen van deze recente beleidsstukken enige definitie of omschrijving van wat deze begrippen inhouden.

Contactpunt voor burger en overheid, voorbeeld nieuwe stadhuis van Den Haag. Foto gevonden op Flickr, gemaakt door Roel1943; klik foto voor link naar zijn Flickr pagina.
Ik heb er het 67 pagina’s tellende rapport “Het verhaal bij de daad voegen” van het Arnhemse bureau Q-Consult (een adviesbureau dat helpt met “visie vast te stellen, strategie te ontwikkelen, processen te beheersen en kwaliteit te managen”), opgesteld in opdracht van het ministerie, op nagelezen, maar definities van de gebruikte begrippen ontbreken. De zorgvuldige lezer zoekt tevergeefs hoe de Q-Consult onderzoekers nu ‘agressie’ en ‘geweld’ van elkaar onderscheiden. Een ieder weet dat beide begrippen zeer relatief zijn – al was het maar uit de eigen kindertijd – dat het een verstandige derde behoeft om te wegen of die ‘por’ nu gemeen of spelenderwijs was, of dat ‘kapotmaken’ nu een dierbaar bezit of bezitterigheid betrof. Van weging van tegenover elkaar staande belangen is in het Q-Consult geen sprake. Uitgangspunt is dat dader en daad bekend zijn en het er enkel om gaat hoe de dader zo effectief mogelijk te straffen. Naar goed Hollands gebruik is dat ‘in de portemonnee’. Dit is het hoofdonderwerp van het in opdracht van de minister van Binnenlandse Zaken opgestelde rapport, hoofdstukken en paragrafen staan er bol van: “verhaalbare schadeposten werkgevers en werknemers”; “incassotraject”; “letselschade en incassomarkt”; “Centraal Justitieel Incassobureau”; “beslaglegging op bezittingen van de dader”; “dagvaardiging van de schuldenaar”; “beslag op loon”; “conservatoir beslag”. Een afschrikwekkend beeld vol hel en verdoemenis wordt ons geschilderd, met de deurwaarder als wrekende engel. Toch daagt ergens – zij het onbedoeld – iets van een defintie, de oorsprong van dit alles. In hoofdstuk 5 waar de “Knelpunten” belicht worden, staat onder punt 5.2 op pagina 24, het woord “kale kippen”; beter de onderzoekers hier voluit te citeren:
“Eén van de meest gehoorde opmerkingen gedurende deze verkenning is: “van kale kippen kun je niet plukken”. Iedere professional die te maken heeft met het verhaal van schade op daders van agressie en geweld weet dat hij te maken heeft met een moeilijke doelgroep en dat een verhaalstraject moeizaam kan verlopen. Niet zelden zijn de daders minder draagkrachtig, door geringe inkomsten en/of een schuldensituatie.”
Alhoewel het rapport wel aangeeft dat daders van agressie en geweld tegen overheidsdienaaars en -goederen niet noodzakelijkerwijs tot de economische onderlaag van de maatschappij behoren, blijft – bij lezing van het rapport – het beeld dat de doelgroep van het minsiterieel ‘lik op stukbeleid’, de zich verzettende onderklasse in de Nederlandse samenleving is:
“Geïnterviewden van de Politie gaven aan dat ongeveer 80 tot 90% van de daders van agressie en geweld tegen politiemensen uit een ongunstig sociaal milieu komt en een zeer laag inkomen heeft. Veelal is er bovendien sprake van een ernstige schuldensituatie. Wanneer de daders uitkeringsgerechtigd zijn, is het meestal niet toegestaan om beslag te leggen op (een deel van) de uitkering, omdat de dader dan onder het bestaansminimum geraakt.(…) Een incassotraject betekent in deze situaties een flinke financiële investering. Die investering weegt in veel gevallen niet op tegen de (eventuele) geringe schadevergoeding. In de praktijk blijkt dit knelpunt zo zwaarwegend te zijn, dat er veelal niet tot verhaal van de schade op de dader wordt overgegaan, aldus geïnterviewden.”
Wat wordt hier nu beschreven? Waar faalt “de publieke taak”? Wat is nu “een ongunstig sociaal milieu”? Zou het niet zo kunnen zijn dat als mijn en dijn anders verdeeld zouden zijn of worden, als het tot de ‘publieke taak’ zou behoren om economische en sociale verschillende in de samenleving te verkleinen in plaats van te vergroten, kortom er meer egalitair beleid gevoerd zou worden, dat agressie en geweld, intimidatie en bedreiging, zouden afnemen? Wie bedenkt er een ‘democratische keten’ als spiegelbeeld van de hieronder geciteerde “strafrechtelijke keten” uit het rapport voor Minister Guusje Ter Horst? Als er dan sprake is van het aanpakken, het bestrijdem en het terugdringen van het plegen van “een onrechtmatige daad”, is het dan niet evenzeer nodig om ook de de “rechtmatige daad”, de rechtmatigheid van genomen beslissingen, de bestuurspraktijk van ons democratisch bestel, in ogenschouw te nemen?

“Het vorderen van schadevergoeding Aan de basis van een vordering tot schadevergoeding ligt een onrechtmatige daad. Een benadeelde partij kan zowel via civielrechtelijke voeging in het strafproces tegen de dader als via een civiele bodemprocedure schade verhalen. Figuur 1 geeft schematisch weer hoe de schadevergoeding in de strafrechtelijke keten verloopt. Klik schema voor een beter leesbare grotere versie…
Het democratisch systeem van Nederland is een parlementaire democratie, maar gelukkig is er meer dan dat, meer dan het zestig keer per leven je mening kunnen uiten. Er is een hele wirwar van ingangen, kanalen, lijnen, teugels, lobbies, opinievormers en peilers, adviesorganen, pressiegroepen, stichtingen, verenigingen, instituties, centrales, bonden, actiecomités, noem het maar op. In een oneindig aantal voortdurend wisselende combinaties werken deze elementen en verbanden in op besluitvorming en bestuur van Nederland. Het is dus niet zo dat het land enkel geregeerd wordt via een wettig verkozen volksvertegenwoordiging en – voor hen die het willen geloven – via van God gegeven taken uitgevoerd door het Huis van Oranje (*). De samenleving is vele malen meer complex. Samenleving dient ook letterlijk gezien te worden als “samen leven” en hoeveel regels en wetten er ook zijn, het meeste gebeurd door individueel beleefde instemming of aanvaarding – hoe mokkend dat ‘aanvaarden’ ook moge zijn. Een paar eeuwen terug omschreef de Franse denker Étienne de la Boétie deze toestand als “vrijwillige slavernij” en hij gaf als één van de redenen van dit aanvaarden op, dat de mens geneigd is zich het liefst met zijn eigen directe leven en belangen te bemoeien en het besturen daarom graag aan anderen overlaat. Voortdurende algemene deelname aan het regelen van de maatschappij, heel het leven in zelfbeheer op alle niveaus, is dan ook niet meer dan een droommodel, wat niet wil zeggen dat er herhaaldelijk spanningsmomenten in de geschiedenis zijn geweest waar een begeesterde algemene deelname aan het bestieren van de samenleving ontstond. Dat vindt zowel op micro als macro niveau plaats en hoeft niet altijd als “revolutie” door geschiedschrijving en in historische canons zichtbaar gemaakt te zijn. Wij leven samen door het voordurend vinden en aanpassen van vormen van overeenstemming. Wij kunnen on bestel “vrij” noemen in de mate waarin dat soort overeenstemming – hoe minimaal ook in veel gevallen – dagelijks geleefd wordt. Dat is de echte basis van onze democratie. Het ceremonieel delegeren van onze macht middels een beperkt aantal verkiezingen is niet meer dan het bezweringsceremonieel dat die dagelijkse feitelijkheid bevestigd. Zouden wij enkel uit angst voor bestraffing ons leven inrichten, zouden wij ons voortdurend alle verbodsregels in gedachte moeten roepen om niet in gevang of erger te belanden, dan zou het woord “vrij” niet langer voor onze samenleving van toepassing zijn.

Er zijn meerdere vertalingen in het Nederlands van de “Discours de la servitude volontaire” van Étienne de la Boétie (1530-1563) ik citeer hier uit mijn boekenkast de in 1933 uitgegeven versie van Hillegonda De Ligt met een inleiding van haar man de vredesactivist en socialist Bart de Ligt over “hij die u overheerscht”: “het eenige, wat hij mé´r heeft dan gij allen is het voorrecht dat gijzelf hem schenkt, om u te niet te doen. Vanwaar zou hij zoveel oogen krijgen, om u te bespieden, als gij ze hem niet gaaft? Hoe zou hij u met zoveel handen slaan, als hij die niet van u kreeg? Vanwaar heeft hij de voeten om uw steden te vetreden, dan van u? Hoe anders heeft hij over u één greintje macht, dan door uzelf?” deze tirade gaat nog zinnen lang door; in deze voetnoot (**) staan links naar een aantal on-line edities van dit klassieke werk. Het exemplaar aan de rechterkant is in een moderne ver/hertaling van Ewald Vanvugt uit 1980.
De geconstateerde vrijwillige aanvaarding van hoe met elkaar om te gaan, aanvaarding van gedragregels die op de een of andere wijze stroken, of niet al te veel afwijken van ons persoonlijk rechtsgevoel, kan niet altijd werkzaam zijn. Voor ieder van ons kunnen er momenten voorkomen dat er spanning ontstaat tussen eigen waarden en dat wat als ‘dwang van buiten’, of ‘misstanden’, ervaren wordt. Zulk een situatie kan dan aanleiding vormen voor een veranderd ‘normbesef’. Dit kan – het hoeft niet, want wie weet de diepte van het onuitgesproken ongenoegen te peilen – leiden tot zulk een onbehagen dat ‘directe actie’ ondernomen wordt. Directe actie neemt in veel gevallen een symbolische vorm aan, bespotting, ludieke actie, demonstratie, stipheidsactie, symbolische bezetting en kan dan, in in gradueel nauwelijks van elkaar te onderscheiden stadia, meer ingrijpende vormen aannemen: blokkade, staking, bezetting…met vlak over de horizon het woord ‘revolutie’. De meeste vormen van dit soort directe actie zijn min of meer legaal te noemen, alhoewel er een trend is om dat wat door velen als verworven uitings- en actievrijheid, als legitieme ‘burgerlijke ongehoorzaamheid’ gezien wordt, in te perken. Het aantal aangespannen gerechtelijke procedures tegen in wezen volstrekte legale vakbondsacties neemt toe, de nu voorgestelde anti-kraakwet brengt dat wat in het civielrecht zat naar het strafrecht, de woningzoekende en -vindende kraker dreigt (na eeuwen gedogen) tot misdadiger gemaak te wordent. Terroristenwaan legt de grenzen van wat satire en bespotting was mijlenver terug, gekalkte leuzen worden tot serieuze doodsbedreiging verklaard. Dat wat, in het geval van simpele bedreigingen, bij hoge uitzondering waar bleek te zijn, wordt tot algemeen geldend verheven en vormt de basis van het potsierlijk ceremomieel van weer een nieuwe electronische registratie, weer een aanscherping van controle, nog weer een incidenteel wetje, alsof de potentieele bedrijvers van onwelgewillige of vijandelijke handelingen daardoor ooit gestuit zouden kunnen worden. Had de door de gemeente Almelo gemaltraiteerde Turkse eigenaar van een restaurant eerst het wetboek van strafrecht erop nageslagen voordat hij door wanhoop gedreven tot gijzelaar van een democratisch gekozen stadsbestuurder werd? Zo volstrekt uitzonderlijk is Almelo niet, zulk soort situaties komen in veel gemeenten voor en kennelijk weten slachtoffers van overheidsbeleid zich in de meeste gevallen te beheersen. Zijn er dan, na een reeks van onthullende publicaties en anlayzes van dit persoonlijke drama (Zembla 23 november 2008), publiekelijk zichtbare maatregelen genomen vanuit de centrale overheid om duidelijk te maken dat het niet zo kan zijn dat een kwestie van vergunningen voor een bar en restaurant, dusdanig slecht behandeld wordt dat er een dergelijke wanhopige daad uit voortkomt? (Ik meen daar geen strijdvaaardige minister van BInnelandse Zaken gehoord te hebben). Wat te denken van het stoere ‘lik op stuk’ beleid dat stadsbestuurders keer op keer aankondigen om het gedrag in de openbare ruimte onder controle te krijgen? Is het ongewenste hufterig gedrag vaak niet het resultaat van een jarenlang lokaal beleid, van overmatig ondersteunen van commercieel vertier? Zijn niet de Rotterdamse bestuurders met hun oorverdovende massa manifestaties van decennia mede aanstichters van een- in een drama eindigend – op een gratis maar toch op commercie gericht strandfeest bij Hoek van Holland? Weet het Genootschap van Burgermeester dan niet de hand in eigen boezem te steken? Kom op burgervaders en moeders verwerf eerst enig inzicht in de verhouding tussen oorzaak en gevolg, voordat u strafverzwaring gaat eisen.

“Een bokje, een bokje, dat mijn vader kocht voor twee zoez” zo begint het kinderrijmpje dat het bekendst is door de Joodse paas-traditie, internationaal bekend als “(C)Had Gadya” en de kringloop van geweld die in dit kinderlied beschreven wordt kwam mij voor de geest bij het lezen over weer nieuwe en extra strafmaatregelen: “Toen kwam er een stok, en die sloeg de hond dood, die de kat had doodgebeten, die het bokje had opgevreten, het bokje, dat mijn vader gekocht had voor twee zoez, (…) een bokje, een bokje. // Toen kwam er vuur, en dat verbrandde de stok, die de hond had doodgeslagen, die de kat had doodgebeten, die het bokje had opgevreten, het bokje, dat mijn vader gekocht had voor twee zoez, een bokje, een bokje.” Zie noot (***) voor links naar de gebruikte bronnen. Klik plaatje om het op de originele maat te zien.
Het heeft geen enkel nut weer een stok toe te voegen aan het bestaande overvolle arsenaal van stokken om “de hond”, “de burger” – die wij menen te kennen en menen te moeten bestraffen – te slaan. Wie of wat is dan die hond die geslagen moet worden? Met het quantificeren van incidenten – zonder dat het oorzakelijk verband ertussen op enige wijze aangetoond is- zoals nu door onze minister van Binnenlandse Zaken – zal die hond niet gevonden worden. Het hoog van de toren en nationaal afkondigen van harde maatregelen, daar waar het vaak om specifiek lokale incidenten gaat is nutteloos. Lokale bestuurders, lokale bevolking, lokale media moeten gestimuleerd worden om voor zichzelf te achterhalen waar en waarom het mis ging. Waarheidsvinding op plaatselijk niveau in plaats van wapengekletter uit Den Haag. Goed gedrag zal niet afgedwongen worden door hogere strafmaten voor hen die verordeningen of beslissingen van een overheid – die arrogant haar eigen legitimiteit prijst- niet wensen te aanvaarden. Het ‘algemene rechtsgevoel’ staat nergens opgeschreven, toch is het één van de peilers van onze samenleving. De noodzakelijke innige band tussen ongeschreven rechtsgevoel en wet- en regelgeving dient beter begrepen te worden. De legitimiteit van de macht die zich beroept op de hierboven kort beschreven principes van vertegenwoordiging, is betrekkelijk. Ook slaven moeten in enige mate gewillig zijn om ze tot arbeid, tot deelneming, aan te zetten. Een grotere zorgvuldigheid bij besluitvorming is geboden. Belangenafweging dient verder te gaan dan de meerderheid plus één. Een streven naar consensus en het ontwikkelen van nieuwe meer flexibele bezwaar- en beroepsmogelijkheden zou het aantal bedreigingen tegen ambtenaren en bestuurders als gevolg van bestuurlijke maatregelen meer ten goede komen, dan de nu voorgestelde zwaardere strafeisen voor boze en radeloze burgers.

Tot slot een leerliedje voor Guusje Ter Horst: “Toen kwam er vuur, en dat verbrandde de stok om de burger mee te slaan.” Deze twee plaatjes komen uit een Chad Gaya liedprent; klik plaatje voor een link naar het origineel.
====
(*) (in het 25 jaar regeringsjubileum interview van Dorien Pessers met de koningint spreekt Beatrix over een van godgegeven taak, een roeping; ook in de Nederlandse grondwet ziet de constitutionele monarchie al;s van god gegeven; zie een aardig betoog van Bob Elbracht “De metafysica van het Koningschap” in de Hofleverancier, jaargang 7 nummer 1.
(**) Étienne de La Boétie “Vertoog over de vrijwillige slavernij” vertaal door Charlotte Bauwens in PDF formaat op de website van dmocratie.nu
(***) De prent komt uit de collectie van Yale University (New Judaica in the Arts of the Book Collection) “Passover Haggadah” – Calligraphy and Illustrations by Asher Kalderon; Tel Aviv, 2006; Limited Edition of 396.
– Voor het eerste deel van de tekst zie noot 3.
– De moderne (geduidde) lieversie is te vinden op een PDF met liedteksten (Sacred Place een meerkorenproject… gent) en is een bewerking van Joeri Cornille, op pagina 15. Opgelet… de PDF link is een directe download, kijk dus via de down;load manager’ van uw web browser waar die file gebleven is, als deze niet vanzelf opent.
(***) Op een web-document met een handleiding voor een ‘sedermaaltijd’ staat de volgende moderne interpretatie van de (C)Had Gadya:
Een bokje, een bokje… (joods rijmpje tijdens de Seder)
(oudste kind)
Een bokje, een bokje, dat mijn vader kocht voor twee zoez, (alle kinderen:) een bokje, een bokje.
Toen kwam er een kat, en die vrat het bokje op, het bokje, dat mijn vader gekocht had voor twee zoez, (alle kinderen:) een bokje, een bokje.
Toen kwam een hond, en die beet de kat dood, die het bokje had opgevreten, het bokje, dat mijn vader gekocht had voor twee zoez, (kinderen:) een bokje, een bokje.
Toen kwam er een stok, en die sloeg de hond dood, die de kat had doodgebeten, die het bokje had opgevreten, het bokje, dat mijn vader gekocht had voor twee zoez, (…) een bokje, een bokje.
Toen kwam er vuur, en dat verbrandde de stok, die de hond had doodgeslagen, die de kat had doodgebeten, die het bokje had opgevreten, het bokje, dat mijn vader gekocht had voor twee zoez, een bokje, een bokje.
Toen kwam er water, en dat doofde het vuur, dat stok verbrand had, die de hond had doodgeslagen, die de kat had doodgebeten, die het bokje had opgevreten, het bokje, dat mijn vader gekocht had voor twee zoez, een bokje, een bokje.
Toen kwam er een stier, en die dronk het water op, dat het vuur gedoofd had, dat stok verbrand had, die de hond had doodgeslagen, die de kat had doodgebeten, die het bokje had opgevreten, het bokje, dat mijn vader gekocht had voor twee zoez, een bokje, een bokje.
Toen kwam de slachter, en die slachtte de stier, die het water had opgedronken, dat het vuur gedoofd had, dat stok verbrand had, die de hond had doodgeslagen, die de kat had doodgebeten, die het bokje had opgevreten, het bokje, dat mijn vader gekocht had voor twee zoez, een bokje, een bokje.
Toen kwam de doodsengel, en die doodde de slachter, die de stier geslacht had, die het water had opgedronken, dat het vuur gedoofd had, dat stok verbrand had, die de hond had doodgeslagen, die de kat had doodgebeten, die het bokje had opgevreten, het bokje, dat mijn vader gekocht had voor twee zoez, een bokje, een bokje.
Daarop kwam de Heilige, gezegend is Hij, en doodde de doodsengel, die de slachter gedood had, die de stier geslacht had, die het water had opgedronken, dat het vuur gedoofd had, dat stok verbrand had, die de hond had doodgeslagen, die de kat had doodgebeten, die het bokje had opgevreten, het bokje, dat mijn vader gekocht had voor twee zoez, een bokje, een bokje.
Beste Tjebbe,
Geloof me (je kunt het zelf zien als je die mooie verhalen uit utopialand laat voor wat ze zijn), de enige macht die de meeste mensen ooit uitoefenen buiten hun gezin of andere direkte omgeving, is een hokje invullen tijdens verkiezingen.
Natuurlijk, “objektief” gezien zouden ze meer macht kunnen hebben, maar ze durven niet of wat dan ook.
Echt, met stemmen geven ze geen enkele macht uit handen.
Jij ook niet, mocht je stemmen.
Naast stemmen kun je nog altijd de straat op gaan, lieden die je niet mag, op alle mogelijke manieren terroriseren, enz.
Stemmen draagt bij aan de richting waarin jij beslissingen genomen wilt zien worden en werkt andere tegen.
Ontken dat maar eens.
Het wordt er geen paradijs van, maar stel je voor dat het volk zelf de touwtjes in handen ging nemen!
Bas.
Wat betreft het beslist niet weggeven van macht door te stemmen nog dit begin van een artikel in Rivista A (Milaan) (www.arivista.org) oktober 2009:
Razzismo
A scuola
È trascorso poco più di un anno da quando i risultati delle ultime elezioni politiche hanno determinato un ulteriore peggioramento degli scenari istituzionali del Paese. Gli effetti catastrofici della vittoria della destra si stanno concretizzando attraverso una serie di iniziative e leggi che progressivamente restringono gli spazi di agibilità politica, limitano le libertà individuali e collettive
Hadden de anarchisten en anderen die in stemmen geen heil zagen of erger (“it only encourages them”), tegen Berlusconi & Co. gestemd, dan zou de toestand niet zoooo erg zijn geweest.
Idem in de VS met Obama: niet zooo best, maar minder slecht dan met McCain. Ieder gespaard mens en ander dier is er een.
“Gli effetti catastrofici della vittoria della destra si stanno concretizzando attraverso una serie di iniziative e leggi che progressivamente restringono gli spazi di agibilità politica, limitano le libertà individuali e collettive”
Ik lees hier om en nabij “De catastrofale effecten van de overwinning van rechts verwerklijkten een reeks van initiatieven en wetten die in toenemende mate de ruimte voor politiek ageren heeft beperkt, inperkingen van zowel de individuele als de collectieve vrijheid”
Ik doe dan ook geen oproep om niet te stemmen (alhoewel ik persoonlijk de gang naar de stembus niet maak) ik verwijs enkel naar de beperkingen van het stelsel van parlementaire democratie en ben daarmee een voorstander van meer mogelijkheden van interactie, tussenbeidekoming, in de politiek en het bestuur. Het referendum is een onvoldoende middel, omdat het een enkele kwestie uit het geheel ligt en daarmee zulke dwaze gevolgen kan hebben als het laatste Zwitserse referendum over het minarettenverbod. Ik denk veel meer aan het uitbreiden van mogelijkheden van arbitrage die verdergaan dan het instituutje met hier en daar een ombudsman of -vrouw.
Ook de idee van de controletaak van de Eerste Kamer op wetgeving die middels de Tweede Kamer geproduceerd is behoeft modernisering. Ikzelf zou een grotere rem op gelegenheidswetgeving (meestal een product van electorale camapagnes) voorstaan. Met als voorbeeld de jongste Anti-Kraakwetgeving, die het onvoldoende precies gedefinieerde grondrecht van Huisrecht, aantast. De toetisingsrol van de Eerste Kamer aan de constitutie lijkt mij nogal vervaagd en kan doordat de eigen partijen over de eigen voorstellen in tweede instantie beslissen een ongelukkig model.
Kortom onze samenleving is gebaseerd op een krakkemikkig besluitvormings-systeem. Wellicht is krakkemikkigheid een noodzakelijk kwaad en zou een ideaal model evenzeer falen. Wat ik dan nog mis is de voortdurende ‘idealisering’ van ons bestuurssysteem, door bestuurders en politici die daarmee hun eigen macht wensen te bevestigen. Toegeven dat het een weinig ideaal systeem is, zou al een stuk helpen, omdat dan het zozeer door mij gewenste ‘heroverwegen’ van besluiten een betere kans krijgt. Uiteindelijk moet toch het streven zijn bij consensus te regeren.
Dag Tjebbe
Mag ik jou en de lezers van je weblog nog wijzen op de voortreffelijke nieuwe vertaling van de la Boétie’s “Vrijwillige slavernij” van de hand van Dick Gevers en Bert Schellekens en uitgebracht in de jaren negentig bij uitgeverij Iris. Nog steeds verkrijgbaar in de betere boekhandel, zoals bijv. Het Fort van Sjakoo te Amsterdam, internet: http://www.sjakoo.nl, info@sjakoo.nl. Zie voor meer info over de uitgever: http://members.chello.nl/t.gevers/brochures.html
[…] “Rotterdam hooligans” is hier een ‘geuzennaam’ en dat is niet verwonderlijk, saamhorigheid en uitstoting gaan altijd samen. Aan de orde is hoe saamhorigheid met voetbal als mobilisatiepunt vorm krijgt. Dat wat eens anders was, kan dus ook weer veranderen in de toekomst. Wie weet van de huidige jonge generatie wat het woord ‘nozem‘ of ‘bromnozem’ betekent, terwijl daarmee toch een halve eeuw terug een gelijk ervaren maatschappelijk probleem aangeduid werd, met Amsterdamse straatgevechten tussen ‘pleiners’ en ‘dijkers’? Zo zal het ook met het woord ‘hooligan’ voor volgende generaties gaan. Sociale bewegingen, sociale problematiek schuiven over het podium en verdwijnen uit het zicht. De overmaat aan electorale gelegenheidswetgeving is al wat er van overblijft, terwijl iedere staat echt al genoeg ‘stokken heeft om de hond mee te slaan‘. […]