De ONROERENDGOEDBOEREN spiegelen ons weer wat voor om publieke gelden in hun zakken te krijgen waarbij de al bestaande vermarkting van afbeeldingen gebaseerd op de grafiek van Maurits Cornelis Escher (1898-1972) nog grotere proporties gaat krijgen. Vastgoedontwikkelaar IQNN en vermogensbeheerde Syntrus Achmea hebben een plan om Escher als uithangbord te gebruiken voor hun hotel en horecaplan in het voormalige gebouw van de Amerikaanse ambassade aan het Lange Voorhout (ontwerp uit 1958 van de Amerikaans-Hongaarse architect Marcel Breuer). [1] Een fors uit de kluiten pand dat omstreden was toen het gebouwd werd wegens beweerde ‘onaangepastheid’ aan de omgeving. Decennia later tot rijksmonument verklaard. Onlangs gekocht door de Gemeente Den Haag en pal daarop (bijna) weer verpatst aan een conglomeraat van onroerend goed handelaren en projectontwikkelaars
Er waren en zijn ook nog anderen die weer andere plannen met het gebouw hebben, maar die worden door het Haags College van Burgemeester en Wethouders (Hart voor Den Haag/Groep MOS, D66, VVD en GroenLinks) als onvoldoende commercieel gezien. Is er nog enige oppositie over in de Haagse gemeentepolitiek die de ‘onroerengoedboeren’ weten buiten te sluiten? Het lijkt erop dat de Haagse Stadspartij de enige is die dwars ligt. [1]
Escher zelf zag het allemaal al in zijn bol in 1935. Wat hij ervan vond weten wij echter niet.
Escher was een graficus en de maten van zijn grafische ondergrond (houtsnede, lithografie en kopergravure) gerelateerd aan de maten die de drukpersen die hij voor de vermenigvuldiging van zijn werk gebruikte, maken zijn kunst tot ‘kleine en intieme’ werken die geen enorme zalen behoeven.
Er zijn enkele uitzonderingen van werken die als monumentale kunst uitgevoerd zijn, zoals de Metamorfose wandschildering voor een postkantoor in Den Haag.. dat was enkele tientallen meters lang… een (fotografische) uitvergroting van een grafiek uit 1937. Escher liet die uitvergroting in 1969 uitvoeren door een ander, hij bleef toch de meester van het ‘kleine vlak’. in het jaar 2008 versjacherde de PTT ook die publieke-poskantoorruimte en gelukkig maar waren er liefhebbers van Escher zijn werk die ervoor gezorgd hebben dat dat werk een plaats kreeg op Schiphol. Voorstellen door de PvdA in de Haagse Gemeenteraad in 2007 om de schildering voor Den Haag te behouden en over te brengen naar het stadhuis werden in de wind geslagen door het stadsbestuur.
Twee andere monumentale werken van Escher bevinden zich op de begraafplaats Tolsteeg bij Utrecht. In 1958 gemaakt. Één ervan is er nog en in 2015 gerestaureerd. Een ander werd verwijderd, verplaatst (iets dat uiterst risicovol is) naar de Stadsschouwburg van Utrecht en daar – bij weer een andere interne verbouwing nogmaals uit een muur gepeld en verplaats (dit tegen adviezen van deskundige conservatoren in). [2]
Ik heb me (nog) niet verdiept in hoe nu het huidige Escher Museum even verderop in een vroeger paleisje van Koningin-moeder Emma beheerd wordt. Wel weet ik dat je daar met een Museumkaart niet terecht kunt… ja want in Holland is de kunst al van ouds iets dat eigenlijk niet tot de verantwoordelijkheden van de staat behoort.
Gratis toegankelijke (echte publieke) musea moet je hier met een lantaarntje zoeken. De Rijksgebouwendienst overschrijdt met genoegen vele malen het budget voor de verbouwing van weer een Koninklijk Paleis, maar heeft voor zichzelf geen taak bedacht om bestaande of nieuwe musea economisch te faciliteren. Alles is hier onderhevig aan MARKTWERKING… vandaar dat een groot deel van het Hollandse cultuurbeleid toevalt aan ONROERENDGOEDBOEREN… (nee geen kleine boertjes, maar conglomeraten die aan meer dan ‘mini-credietjes’ doen)… die dan een doctorandus in de kunstgeschiedenis strikken (soms is het ook omgekeerd) om voor hun karretje te spannen.
Zo valt mijn oog – bij een onderzoekje naar de voorafgaande publieke discussie over een mogelijke verhuizing van het Escher Museum – op een uitspraak in het Algemeen Dagblad op van meervoudig museumdirecteur Benno Tempel (1972-) die het roer in handen heeft van zowel hetHaags Gemeentemuseum (nu onder protest omgedoopt door hem tot ‘Kunstmuseum Den Haag’) als het Escher Museum (gehuisvest even verderop in een voormalig paleisje van Koninging-moeder Emma) [3]:
Directeur Benno Tempel van het van het Escher- en het Gemeentemuseum wijst erop dat er een ‘principebesluit’ ligt over deze verhuizing: ,,Escher is een wereldwijd merk, en de huidige locatie barst uit z’n voegen.” [Algemeen Dagblad 30/5/2016]
Ht gaat dus om het “wereldwijd merk” Escher. Toch eens uitzoeken wie nu de branding rechten binnengehaald heeft en nog opstrijkt van al die posters, t-shirts, mokken, badmatten noem maar op… wie strijkt dat geld op? Is dat op zich al niet genoeg om op basis van merchandizing inkomsten zonder een projectontwikkelaar een nieuw of verbeterd Escher Museum uit de grond te stampen? Ja… zij die iets van Escher weten, weten dat hij wars was van dit soort succesgedoe … in de dagen dat Escher buiten zijn weten en willen populair werd in de pop-cultuur van de zestiger jaren stuurde hij nog eens een persoonlijke brief van Mig Jagger die een prent van hem wilde gebruiken voor een platenhoes terug met een bitse reactie dat hij daar geen zin en tijd voor had.
Werden en worden de culturele functies behorend bij het nu geheel en al Thatcheriaans ontmantelde staatsbedrijf de PTT ook al niet verkwanseld? Is niet het vroegere Postmuseum, geherformatteerd tot Communicatie Museum en staat het niet op het punt failliet verklaard te worden na een mislukte doorstart als “Museum COMM” nu niet meer voor publiek toegankelijk, maar wel te huur als entourage voor lobby-bijeenkosten van het bedrijfsleven… gunst wat een naam … dat is ‘Museum Comm’… ‘comm’ van COMMERCIE en niet van COMMUNICATIE.
Wie heeft het nog over de fantastische collectie muziekinstrumenten die ooit in het Haags Gemeentemuseum te zien was… het enige muziekmuseum van Nederland! Verdwenen in het depot omdat de ‘kunstmarktdoctorandussen’ die er de laatste decennia de scepter zwaaien de breedte van de door de tijd gegroeide verzameling van het Gemeente Museum Den Haag vooral ontkend en weggemoffeld hebben. [3]
We zien nu hetzelfde gebeuren… Escher zijn kunst als lokaas van de projectontwikkelaars die op zich NIETS met het werk van Escher zelf hebben, buiten dan de mogelijkheid om zijn werk nog meer te vermarkten en hun op winstmaximalisatie gericht investeringsbeleid een cultureel tintje te geven om zo de BLINDE HAAGSE GEMEENTERAAD mee te krijgen voor nog meer culturele kaal- en misslag.
[1] De Haagse Stadspartij (met vijf raadszetels in de oppositie) is zo te horen de enige die een tegengeluid geeft:
Peter Bos: “De gemeente zou het gebouw niet moeten verkopen. Zo houdt de gemeente de regie over de toekomst van het gebouw en kan gekozen worden voor het beste plan in plaats van wat de markt dicteert. Straks zijn we het gebouw kwijt, wordt het door verbouwingen verminkt en kan Escher de huur niet meer betalen.”
Wel is Bos zeer te spreken over de huidige, tijdelijke gebruikers van de ambassade: “Anna Vastgoed en Galerie West laten zien dat het gebouw zeer veel verschillende publieke en culturele functies aan kan. West heeft zelf ook serieuze toekomstplannen gemaakt voor het pand. Waarom wordt dat niet serieus genomen?”
[2] Maar liefst 84 pagina’s (inclusief grote kleurenfoto’s) beslaat het regeerakkoord van de coalitie Gemeente Den Haag (Hart Voor den Haag/GroepMos, D66, VVD, GroenLinks). Ook de voormalige ambassade van Amerika komt er in voor ik citeer dat stukje hier even in context. Niet de gemeente Den Haag maar een “nieuwe eigenaar” gaat aan de “versterking van het Museumkwartier” bijdragen. Wat kan dat anders zijn dan een eigenaar die er geld in ziet en zelfs al zou er een op het eerst gezicht nog te aanvaarden plan uit kunnen komen, er is niemand die enig zicht kan hebben wat er gebeurd als die nieuwe eigenaar de hele boel, of delen alsnog weer aan een ander verkoopt:
De begeleiding van jonge kunstenaars blijft belangrijk en we stimuleren cultureel ondernemer- schap. Daar hoort het faciliteren van culturele broedplaatsen bij. Wij hechten grote waarde aan creatieve broedplaatsen. Een culturele broedplaats is meer dan een inspirerende plek waar jonge kunstenaars en cultureel ondernemers werken aan innovatieve ideeën. Broedplaatsen geven vaak een heel nieuwe impuls aan een wijk: ze brengen leven, creativiteit en economische bedrijvigheid. En ze geven kleur aan een stad. Er ontstaan zo nieuwe verbanden en samenwerkingsvormen in onze stad. Bovendien worden op deze manier leegstaande gebouwen effectief hergebruikt.
Samen met anderen werken we hard aan de ontwikkeling en versterking van het Museumkwartier. We verkopen de voormalige Amerikaanse Ambassade zodat een nieuwe eigenaar daaraan kan bijdragen. [pagina 54]
Eerder in het rapport (waarin kunst en cultuur niet meer dan ondergeschoven kindjes zijn) is al te lezen hoe het VVD66-achtige ruim baan voor de pretindustrie (een politiek die in Amsterdam afgeschoten is, hier nog breeduit gepropageerd wordt, waarmee ook het enthousiasme voor de gecombineerde hotel, horeca en museumfunctie van het voormalig ambassadegebouw verklaard wordt:
Ruim baan voor de horeca
Een bloeiende horecasector is belangrijk. Het creëert banen, ook aan de onderkant van de arbeids- markt, en het zorgt voor levendigheid en vertier in de stad. Wij geven horecaondernemers de ruimte om te bouwen aan onze bruisende stad. Een stad waar Hagenaars kunnen genieten, waar we studenten en expats aan ons kunnen binden, en nog meer toeristen kunnen trekken. Daarom blijven we ons in de uitgaansgebieden samen met de horecasector inzetten voor ruimere openings- tijden, realistische geluidsnormen in de horeca en een soepel terras- en vergunningsbeleid. Ook willen we een impuls geven aan de dancescene. Binnen de uitgaanskernen bestaan nauwelijks potentieel geschikte locaties. Daarom komt er een pilot voor nachtontheffingen voor locaties buiten deze kernen. [p.47]
[2] Chris den Engelsman beschrijft en verbeeld uitvoerig en fraai de totstandkoming van de voor het oeuvre van Escher uitzonderlijke muurschilderingen op de begraafplaats bij Utrecht in de jaren vijftig van de vorige eeuw, op een prachtige reeks web-pagina’s.
Er zijn ook nog mensen die oog en liefde en begrip hebben voor het werk van Escher zelf…
[3] Toen ik van die naamswijziging van het Gemeentemuseum Den Haag hoorde, schreef ik dit op sociale media: “Waarom komt dat bericht van naamswijziging dan toch zo onaangenaam over? Is het wellicht de trend van toeristische globalisering en marketing, waarbij het ‘Gemeentemuseum Den Haag’, ‘Kunstmuseum Den Haag’ gaat heten, omdat de Engelse vertaling van die naam – volgens de reclamebureaus die in de hand genomen worden – meer duidelijk maakt wat daar te zien is?”
Zo’n naamswijziging is tekenend voor de ahistorische cultuurmanagers-mentaliteit van dit moment. Wat deze instelling, met een complexe geschiedenis van meer dan een eeuw, betekend heeft wordt zo uitgewist… bibliografische verbanden worden bemoeilijkt, de inhoud en betekenis van dit museum worden vernauwd tot het begrip ‘kunst’ terwijl de collectie toch breder is: mode, gebruiksvoorwerpen, muziekinstrumenten, ambachtelijk en industrieel ontwerp… denk toch eens in het aantal “zie ook” verwijzingen die er gemaakt moeten worden… het geheugenverlies van al dat wat op schrift gesteld is met die oude naam. Het is ook arrogantie van de huidige generatie museumdirecteuren, die aan het internationale firmament wensen te schitteren en het woord ‘gemeentelijk’ maar te min vinden, dit terwijl juist een gemeentelijk museum iets van de plaatselijke gemeenschap behoort te zijn en dat hoeft heus niet tot lokaal patriottische kneuterigheid te vervallen. Is niet Het Stedelijk een internationaal bekende naam van een museum van en voor de stad Amsterdam?