Feeds:
Posts
Comments

Posts Tagged ‘modernisme in de kunst’

Wim-Crouwel_in-memoriam_2019
“Ik ben een modernist” riep Crouwel mij nog toe in een debat tijdens één van die design crowd conferenties Doors of Perception (1), het was 1996 en de plaats de stadsschouwburg in Amsterdam … dat was de tweede keer dat ik met hem in debat geraakte.. de eerste keer was vele jaren eerder in 1968 (2) in wat toen nog het Museum Fodor was aan de Keizersgracht waar gedebatteerd werd over kunst, technologie en samenleving… samen met Nic Tummers riep ik daar op tot een boycott van de Osaka Wereldtentoonstelling als zijnde een schijnvertoning van globale éénheid… in een verdeelde wereld. (3) Crouwel was het daar niet mee eens en nam deel aan de vormgeving van de tentoonstelling in Osaka in 1969.

Crouwel had een rotsvast vertrouwen in de zegende rol van de ‘artistieke voorhoede’ en de vrijheden die zijn strak gespannen ontwerpkaders de mensheid zouden weten te brengen. Zo was zijn kaarsrecht verlopende levenslijn er een van ordening en controle met het grid als onzichtbaar hekwerk waarbinnen de vorm, inpasbaar, gestalte kon krijgen. Bij Crouwel geen labyrinth waarbinnen je kunt verdwalen. Zijn mazenstelsel behoeft geen draad van Ariadne om het doel te bereiken of de uitweg te vinden. Zijn ‘modernisme’ munt uit door planmatigheid en minimalisering, waar ‘vorm’ ondergeschikt gemaakt wordt aan ‘functie’.

Het antwoord op de vraag wie en wat de inhoud van die ‘nagestreefde functionaliteit’ bepaalde en waarom bleef bij Crouwel echter vaak achterwege. Een zaak van de opdrachtgevers immers, zoals bij vrijwel alle vormgeving, zeker als het om overheidsopdrachten gaat. In deze zin was de artistieke voorhoede waartoe Crouwel zich rekende, geen ‘sociale voorhoede’. Crouwel, anders dan veel van zijn collega ontwerpers, koketteerde ook nauwelijks met sociale acties in de tweede helft van de 20e eeuw.

Toch is er meer dan dictatuur van grid en stramien in Crouwel zijn werk. Zijn terughoudendheid in vormgeving laat ruimte over voor anderen met een andere vormentaal, weet die vaak te versterken. De vrije, zich in alle mogelijke bochten wringende lijn, die zich niets wenst aan te trekken van passers, driehoeken en millimeterpapier, gedijt beter in een ruimte vormgegeven door Wim Crouwel dan door Frank Gehry. Waar de ruimtelijk vormgever zich opwerpt als vrij kunstenaar verdwijnt de ruimte om kunstwerken van anderen – dan de architect – te tonen. Dat geldt ook voor zijn gedimde functionele typografie, beeldmateriaal dat van een geheel ander orde is krijgt zo ruimte en aandacht op een pagina.

De beleden ‘moderniteit’ van Crouwel in zijn tijd droeg het stempel van de planeconomie, de overheid als emancipator, de vormgever als verheffer, de burger als een op te voeden wezen. Er is een ondertoon van ‘een nieuwe orde’ die met de vorm der dingen ook de vorm van de samenleving, het menselijk gedrag hoopt te kunnen sturen. Er is sprake van de overdraagbaarheid van “goede vorm” (denk aan de naoorlogse Stichting ‘Goed Wonen’ in Amsterdam en de soms utopische vises die vanuit het Rotterdamse Bouwcentrum geëntameerd werden). Het is een tijd waarin in de Beurs van Berlage een enorm Centrum voor Industriële Vormgeving gevestigd wordt. Dat is de moderniteit waaraan Crouwel refereert. Dat is ook ‘een moderniteit’ die na dertig jaar uitbundige ‘post-moderne’ vormgeving zo verouderd lijkt te zijn dat het minimale en de ingetogenheid weer aantrekkingskracht krijgt.

Nu de levenslijn van Wim Crouwel gebroken is en een ieder zich denkt als vormgever van het eigen digitale bestaan, kunnen we de georganiseerde chaos van de zoekmachines van het internet spiegelen aan zoiets simpels en gedisciplineerds als het telefoonboek ontworpen door het bureau waar Crouwel groot geworden is ‘Total Design’. (4) Hoe is het mogelijk zullen nieuwe generaties zich afvragen dat je in een pak bijeengebonden bladzijden van papier met enkele strakke kolommen tekst zoveel gegevens in zulk een vast stramien zo goed opzoekbaar kunt maken. Kan het zijn dat wij zolangzamerhand snakken naar die eenvoudige strakheid, die orde, die informatie cartografie gedacht vanuit millimeterpapier.

Tjebbe van Tijen 20/9/2019


(1) Doors of Perception, kortweg ‘Doors’ was een reeks ‘internationale design conferenties’ georganiseerd door John Thackara in het laatste decennium van de 20e en het eerste van de 21e eeuw. Iedere conferentie had een eigen thema. Dat van het jaar 1996 was ‘Speed’. Ik gaf er een lezing over het antieke thema van ‘de hinkende bode’ aan de hand van emblemata/zinnenprenten… uit vroeger eeuwen ter relativering van de moderniteitsdrang waar alles steeds maar sneller moet. Tot voor enkele jaren stond het archief van die conferentie keurig on-line, maar ik merk nu dat alle links naar het Doors Archief gebroken zijn… dus hier enkel een link naar een pagina die toch iets verteld van die conferenties…. (ik zal proberen John Thackara erop te wijzen dat hij zijn ‘doors’ weer open moet zetten…
http://imaginarymuseum.org/SOS/index.html (scroll nummer 6a)
(2) 1968-1970 Fodor Conferenties on art, technology, science and society: Amsterdam
Zie o.m. in het Archief Hans Derks stukken over deze conferenties periode 1968-1970
AMSnote7020.10
(3) Het Manifest over de geplande wereldtentoonstelling in Oska van NicTummers en Tjebbe van Tijen (formaat A2)
TijenTummersOsaka.01
(4) “Critical spirit of a telephone book” by Robin Kinross, Published in Eye – The International Review of Graphic Design, No. 16, vol. 4, Spring 1995… niemand weet beter over functionaliteit en typografie te schrijven dan Robert Kinross .. ik vond dit artikel pas nadat ik mijn in memoriam voor Crouwel geschreven had. Het moge duidelijk zijn dat de versie van 1983 lees-technisch, met het oog langs een kolom racend vele malen beter is dan de versie van 1977. Jolijn van de Wouw ken ik nog van de Kunstacademie in Den Bosch 1961-62… ik dacht dat toen Wim Strijbosch de lessen in grafisch ontwerp overgenomen had van Wim Crouwel. Jolijn is al weer heel wat jaren dood, heel vroeg gestorven. De directeur van de Academie in den Bosch was toen Jan van Haaren (1923-1990) een man met begrip voor experiment. Zijn broer Hein van Haaren was weer directeur van de Dienst Esthetische Vormgeving PTT, die de postzegel en telefoonboek opdrachten aan Crouwel gaf. Zo wordt ook duidelijk hoe alles toch ‘modern, maar in een klein kringetje bedisseld werd.
AMSnote7020.09
The Dutch must have been the first to use professional designers for the page layout of phone books. These were Wim Crouwel and Jolijn van de Wouw, working within Total Design, who for the first fully automated books (of 1977) radically rethought the typographic conventions. PTT phone book by Total Design, 1977 (left) PTT phone book revised by Total Design, 1983 (right). Numbers were placed before names: the two vital components were then next to each other, and no dot leaders were needed to join them. The typeface was a condensed Univers: a real designed letter in place of the vernacular grotesques that had been the norm. And – most astonishing of all – no capital letters were used. Crouwel argued that the very limited character-set of the CRT typesetting machine left a choice of either capitals or punctuation to distinguish surnames from initials, and he preferred the latter. So the Modernist dream of single alphabet typography could at last be authentically realised. There were complaints about the small size of type, and whines from people who “didn’t want to be known as numbers”. A few years later, some aspects were softened in a redesign by Crouwel and Total Design: type-size was increased, three rather than four columns per page were used, a set of more open numerals was designed (by Gerard Unger and Chris Vermaas), and phone numbers were put at the end of lines. But, strangely, the all-lowercase typography was maintained.
 

Read Full Post »